Psalm 50:3 | Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. |
Psalm 55:9 | Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm. |
Psalm 83:16 | Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind. |
Psalm 107:29 | Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. |
Klaagliederen 5:10 | Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers. |
Jona 1:4 | Maar de HEERE wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te breken. |
Jona 1:12 | En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden; want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil over[komt]. |
Jona 1:13 | Maar de mannen roeiden, om [het schip] weder te brengen aan het droge, doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. |
Nahum 1:3 | De HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht, en Hij houdt [den schuldige] geenszins onschuldig. Des HEEREN weg is in wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten. |
Zacharia 9:14 | En de HEERE zal over henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal voorttreden met stormen uit het zuiden. |
Mattheus 8:24 | En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep. |
Markus 4:37 | En er werd een grote storm van wind, en de baren sloegen over in het schip, alzo dat het nu vol werd. |
Lukas 8:23 | En als zij voeren, viel Hij in slaap; en er kwam een storm van wind op het meer, en zij werden vol [waters], en waren in nood. |
Handelingen 27:9 | En als veel tijd verlopen, en de vaart nu zorgelijk was, omdat ook de vasten nu voorbij was, vermaande hen Paulus, |
Handelingen 27:20 | En als noch zon noch gesternten verschenen in vele dagen, en geen klein onweder [ons] drukte, zo werd [ons] voort alle hoop van behouden te worden benomen. |