Huwelijk

Bijbelteksten

1 Corinthiers 7:2Maar om der hoererijen wil zal een iegelijk [man] zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijke [vrouw] zal haar eigen man hebben.
1 Corinthiers 7:4De vrouw heeft de macht niet over haar eigen lichaam, maar de man; en desgelijks ook de man heeft de macht niet over zijn eigen lichaam, maar de vrouw.
1 Corinthiers 7:9Maar indien zij zich niet kunnen onthouden, dat zij trouwen; want het is beter te trouwen dan te branden.
1 Corinthiers 7:12Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate.
1 Corinthiers 7:13En een vrouw, die een ongelovige man heeft, en hij tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate.
1 Corinthiers 7:14Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.
1 Corinthiers 7:16Want wat weet gij, vrouw, of gij den man zult zalig maken? Of wat weet gij, man, of gij de vrouw zult zalig maken?
1 Corinthiers 7:28Maar indien gij ook trouwt, gij zondigt niet; en indien een maagd trouwt, zij zondigt niet. Doch dezulken zullen verdrukking hebben in het vlees; en ik spare ulieden.
1 Corinthiers 7:33Maar die getrouwd is, bekommert zich met de dingen der wereld, hoe hij de vrouw zal behagen.
1 Corinthiers 7:34Een vrouw en een maagd zijn onderscheiden. De ongetrouwde bekommert zich met de dingen des Heeren, opdat zij heilig zij, beide aan lichaam en aan geest; maar die getrouwd is, bekommert zich met de dingen der wereld, hoe zij den man zal behagen.
1 Corinthiers 7:36Maar zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt met zijn maagd, indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt niet; dat zij trouwen.
1 Corinthiers 7:39Een vrouw is door de wet verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien haar man ontslapen is, zo is zij vrij, om te trouwen, dien zij wil, alleenlijk in den Heere.
1 Corinthiers 11:3Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.
1 Corinthiers 11:8Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw is uit den man.
1 Corinthiers 11:9Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man.
1 Corinthiers 11:12Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen [zijn] uit God.
2 Corinthiers 6:14Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?
Efeziers 5:22Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere;
Efeziers 5:32Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg [dit, ziende] op Christus en op de Gemeente.
Colossenzen 3:18Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere.