Shema

Bijbelteksten

Numeri 15:37En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
Numeri 15:38Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Dat zij zich snoertjes maken aan de hoeken hunner klederen, bij hun geslachten; en op de snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwen draad zetten.
Numeri 15:39En hij zal ulieden aan de snoertjes zijn, opdat gij het aanziet, en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, en die doet; en gij zult naar uw hart, en naar uw ogen niet sporen, die gij zijt nahoererende;
Numeri 15:40Opdat gij gedenkt en doet al Mijn geboden, en uw God heilig zijt.
Numeri 15:41Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik ben de HEERE, uw God!
Deuteronomium 6:4Hoor, Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!
Deuteronomium 6:5Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen.
Deuteronomium 6:6En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn.
Deuteronomium 6:7En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat.
Deuteronomium 6:8Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen.
Deuteronomium 6:9En gij zult ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten schrijven.
Deuteronomium 11:13En het zal geschieden, zo gij naarstiglijk zult horen naar Mijn geboden, die Ik u heden gebiede, om den HEERE, uw God, lief te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel;
Deuteronomium 11:14Zo zal Ik den regen uws lands geven te Zijner tijd, vroegen regen en spaden regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie inzamelt.
Deuteronomium 11:15En Ik zal kruid geven op uw veld voor uw beesten; en gij zult eten en verzadigd worden.
Deuteronomium 11:16Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid worde, dat gij afwijkt, en andere goden dient, en u voor die buigt;
Deuteronomium 11:17Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden ontsteke, en Hij den hemel toesluite, dat er geen regen zij, en het aardrijk zijn gewas niet geve; en gij haastelijk omkomt van het goede land, dat u de HEERE geeft.
Deuteronomium 11:18Legt dan deze mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen;
Deuteronomium 11:19En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat;
Deuteronomium 11:20En schrijft ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten;
Deuteronomium 11:21Opdat uw dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.

TuinTuin