Mattheus 28:10 | Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien. |
Mattheus 28:16 | En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. |
Markus 1:9 | En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, [gelegen] in Galilea, en werd van Johannes gedoopt in de Jordaan. |
Markus 1:14 | En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galilea, predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods. |
Markus 1:28 | En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galilea. |
Markus 1:39 | En Hij predikte in hun synagogen, door geheel Galilea, en wierp de duivelen uit. |
Markus 3:7 | En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte van Galilea, en van Judea. |
Markus 6:21 | En als er een welgelegen dag gekomen was, toen Herodes, op den dag zijner geboorte, een maaltijd aanrichtte, voor zijn groten, en de oversten over duizend, en de voornaamsten van Galilea; |
Markus 7:31 | En Hij wederom weggegaan zijnde van de landpalen van Tyrus en Sidon, kwam aan de zee van Galilea, door het midden der landpalen van Dekapolis. |
Markus 9:30 | En van daar weggaande, reisden zij door Galilea; en Hij wilde niet, dat het iemand wist. |
Markus 14:28 | Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. |
Markus 14:70 | Maar hij loochende het wederom. En een weinig daarna, die daarbij stonden, zeiden wederom tot Petrus: Waarlijk, gij zijt een van die; want gij zijt ook een Galileer, en uw spraak gelijkt. |
Markus 15:41 | Welke ook, toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere [vrouwen], die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren. |
Markus 16:7 | Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft. |
Lukas 1:26 | En in de zesde maand werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth; |
Lukas 2:4 | En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht van David was); |
Lukas 2:39 | En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren [te doen] was, keerden zij weder naar Galilea, tot hun stad Nazareth. |
Lukas 3:1 | En in het vijftiende jaar der regering van den keizer Tiberius, als Pontius Pilatus stadhouder was over Judea, en Herodes een viervorst over Galilea, en Filippus, zijn broeder, een viervorst over Iturea en over het land Trachonitis, en Lysanias een viervorst over Abilene; |
Lukas 4:14 | En Jezus keerde wederom, door de kracht des Geestes, naar Galilea; en het gerucht van Hem ging uit door het gehele omliggende land. |
Lukas 4:31 | En Hij kwam af te Kapernaum, een stad van Galilea, en leerde hen op de sabbatdagen. |