Jotba/Jotapata
יׇטְבָה H3192 "Jotba",

Zie ook: Beeldbank, Plaatsen,

Jotba

Jotba (Hebreeuws יׇטְבָה H3192) of Jotapata (Grieks Ιωταπάτα), een plaats in de Bijbel. Mogelijk het hedendaagse Yodfat. Niet te verwarren met Jotbatha welke in de Arabah-vallei ligt.

Inhoud

Bijbel

De stad wordt alleen genoemd als woonplaats van Haruz (2 Kon. 21:19). Onduidelijk waar de stad lag, de meesten stellen het gelijk met Jotapata.


Terminologie

Het Grieks Jotapata Ιωταπάτα Iōtapata afgeleid van het Hebreeuws Jotba יׇטְבָה H3192 yǒṭĕbâ, van יָטַב H3190 "aangenaam zijn", ie. een "aangename plaats".


Geschiedenis

Beleg van Jotapata

Het beleg van Jotapata was een 47-daagse belegering door Romeinse troepen van de Joodse stad Jotapata die plaatsvond in 67 n.C., tijdens de Grote Opstand. Onder leiding van de Romeinse generaal Vespasianus en zijn zoon Titus, beide toekomstige keizers, eindigde de belegering met het plunderen van de stad, de dood van de meeste inwoners en de slavernij van de rest. Het was de tweede bloedigste slag van de opstand, alleen overtroffen door de belegering van Jeruzalem, en de langste op die van Jeruzalem en Masada na. Het beleg werd opgetekend door Josephus, die persoonlijk de Joodse strijdkrachten in Jotapata had aangevoerd en vervolgens door de Romeinen werd verslagen (Josephus, The Wars of the Jews, iii. 7).

Tijdens de Grote Opstand trok Vespasianus met een leger van 60.000 soldaten naar Galilea om daar de opstand neer te drukken. Daar kwam hij erachter dat een grote concentratie opstandelingen (incl. vluchtelingen ongeveer 40.000 mensen), onder aanvoering van Yosef Ben Matityahu (later Flavius Josephus genoemd), zich bij Jotapata hadden gelegerd: "Nu was Vespasianus zeer verlangend Jotapata te vernietigen, want hij had informatie gekregen dat het grootste deel van de vijand zich daar had teruggetrokken en dat het, om andere redenen, een plaats van grote veiligheid voor hen was." (Flavius Josephus, The Wars of the Jews 3:141).

Aan het begin van juni 67 n.C. kwam een eenheid van 1000 Romeinse cavaleristen bij de stad om de vluchtwegen te bezetten. Een dag later arriveerde de rest van het leger. Vespasianus richtte zijn eigen kamp ten noorden van de stad op, tegenover de enige toegankelijke kant, terwijl zijn troepen de stad omsingelden. Een aanval op de muur op de tweede dag van de belegering mislukte en na enkele dagen, waarin de verdedigers een aantal succesvolle tegenaanvallen hadden uitgevoerd op zijn troepen, besloot Vespasianus het beleg met kracht te vervolgen. Het Romeinse leger begon toen een belegeringshelling tegen de stadsmuren te bouwen, deze activiteiten werden door de verdedigers verstoord, waarop Vespasianus de stad aanviel met katapulten en ballistas, gesteund door licht bewapende troepen, slingers en boogschutters, om de verdedigers van de muren te verjagen. Ondanks de herhaalde aanvallen door de belegerden, ging het bouwen van de belegeringshelling door. Hierdoor werd Ben-Matityahu gedwongen om de muren te verhogen.

Ondertussen hadden de belegerden te kampen met watertekorten. Nadat de belegeringshelling klaar was viel Vespasianus met een stormram aan om de muren te doorbreken. Tijdens deze aanval werd Vespasianus gewond door een pijl, woedend bleven de Romeinen die nacht doorgaan met de muur te verzwakken. Tegen de ochtend was er een bres ontstaan en konden de Romeinen de muur bestormen. Om zijn soldaten te beschermen tegen de verdedigers liet Vespasianus drie belegeringstorens aanrukken, die ieder ruim 15 meter hoog waren. Via deze werden de verdedigers beschoten en konden de Romeinen uiteindelijk over de stadsmuren komen.

Op 20 juli 67 n.C. wisten een aantal Romeinse soldaten bij de dageraad de wachters van de stad te overvallen en kon de rest van het leger de stad intrekken en volledig veroveren. Hierbij trokken de verdedigers zich terug op de oostelijk zijde van de heuvel (Flavius Josephus, The Wars of the Jews 3:330) waar ze werden overwonnen. Het aantal gevallenen en hen die zelfmoord pleegden wordt geschat op 40.000, terwijl een 1200 vrouwen en kinderen in slavernij werden gebracht.

Ben-Matityahu wist zich te verstoppen in een grot met een aantal anderen, omdat zelfmoord een zonde was, besloten ze, via het lotwerpen, elkaar te doden. Ben-Matityahu was een van de weinige die dit overleefde en werd naar Vespasianus gebracht waar hij profeteerde dat deze later keizer zou worden. Op zijn beurt liet Vespasianus Ben-Matityahu in leven en maakte hem eerst slaaf. Later werd hij vrijgelaten en kreeg het Romeins burgerschap en noemde zich Flavius Josephus.


Aangemaakt op 21 november 2018


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!