1 Corinthiers 4:11 | Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats; |
1 Corinthiers 4:13 | Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld [en] aller afschrapsel tot nu toe. |
1 Corinthiers 8:7 | Doch in allen is de kennis niet; maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog toe, eten als [iets] dat den afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt bevlekt. |
1 Corinthiers 13:12 | Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan [zullen wij zien] aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. |
1 Corinthiers 15:6 | Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het meren[deel] nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen. |
1 Corinthiers 16:7 | Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de Heere zal toelaten. |
Galaten 1:9 | Gelijk wij te voren gezegd hebben, [zo] zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt. |
Galaten 1:10 | Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus. |
Galaten 4:20 | Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij u ware, en mijn stem mocht veranderen; want ik ben in twijfel over u. |
1 Thessalonicensen 3:6 | Maar als Timotheus nu van ulieden tot ons gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden; |
2 Thessalonicensen 2:7 | Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem nu wederhoudt, [Die zal hem wederhouden], totdat hij uit het midden zal [weggedaan] worden. |
1 Petrus 1:6 | In welke gij u verheugt, nu een weinig [tijds] (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; |
1 Petrus 1:8 | Denwelken gij niet gezien hebt, en [nochtans] liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel [Hem] niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde; |
1 Johannes 2:9 | Die zegt, dat hij in het licht is, en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nog toe. |
Openbaring 12:10 | En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen. |
Openbaring 14:13 | En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. |