G1161 δέ
maar, bovendien

Bijbelteksten

Hebreeen 7:3Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende; maar den Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid.
Hebreeen 7:4Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij, aan denwelken ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit den buit.
Hebreeen 7:6Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden genomen, en hem, die de beloftenissen had, heeft hij gezegend.
Hebreeen 7:7Nu, zonder enig tegenspreken, hetgeen minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is.
Hebreeen 7:8En hier nemen wel tienden de mensen, die sterven, maar aldaar [neemt ze] die, van welken getuigd wordt, dat hij leeft.
Hebreeen 7:19Want de wet heeft geen ding volmaakt, maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.
Hebreeen 7:21Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek),
Hebreeen 7:24Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap;
Hebreeen 7:28Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is [gevolgd, stelt] den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is.
Hebreeen 8:1De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, [dat] wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter[hand] van den troon der Majesteit in de hemelen:
Hebreeen 8:6En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
Hebreeen 8:13Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Hebreeen 9:3Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen;
Hebreeen 9:5En boven over deze [ark] waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen.
Hebreeen 9:6Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de [gods]diensten te volbrengen;
Hebreeen 9:7Maar in den tweeden [tabernakel ging] alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en [voor] des volks misdaden.
Hebreeen 9:11Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel,
Hebreeen 9:12Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende.
Hebreeen 9:21En hij besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst met het bloed.
Hebreeen 9:23Zo was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelve door betere offeranden dan deze.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs