G1161 δέ
maar, bovendien

Bijbelteksten

Jakobus 2:9Maar indien gij den persoon aanneemt, zo doet gij zonde, en wordt van de wet bestraft als overtreders.
Jakobus 2:10Want wie de gehele wet zal houden, en in een zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle.
Jakobus 2:11Want Die gezegd heeft: Gij zult geen overspel doen, Die heeft ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij nu geen overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder der wet geworden.
Jakobus 2:14Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken?
Jakobus 2:15Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijks voedsel;
Jakobus 2:16En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat?
Jakobus 2:20Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?
Jakobus 2:23En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genaamd geweest.
Jakobus 2:25En desgelijks ook Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, als zij de gezondenen heeft ontvangen, en door een anderen weg uitgelaten?
Jakobus 3:8Maar de tong kan geen mens temmen; zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn.
Jakobus 3:14Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid.
Jakobus 3:17Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordelende, en ongeveinsd.
Jakobus 3:18En de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen, die vrede maken.
Jakobus 4:6Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt [de Schrift]: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade.
Jakobus 4:7Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden.
Jakobus 4:11Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van [zijn] broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.
Jakobus 4:12Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?
Jakobus 4:14Gij, die niet weet, wat morgen [geschieden zal], want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig [tijds] gezien wordt, en daarna verdwijnt.
Jakobus 4:16Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos.
Jakobus 5:12Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin