Mattheus 27:65 | En Pilatus zeide tot henlieden: Gij hebt een wacht; gaat heen, verzekert het, gelijk gij het verstaat. |
Mattheus 28:5 | Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. |
Mattheus 28:6 | Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. |
Mattheus 28:17 | En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden. |
Markus 1:10 | En terstond als Hij uit het water opklom, zag Hij de hemelen opengaan, en den Geest, gelijk een duif, op Hem nederdalen. |
Markus 1:16 | En wandelende bij de Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas, zijn broeder, werpende het net in de zee (want zij waren vissers); |
Markus 1:19 | En van daar een weinig voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, den [zoon] van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, en dezelven in het schip hun netten vermakende. |
Markus 1:24 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods. |
Markus 1:34 | En Hij genas er velen, die door verscheidene ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden. |
Markus 2:5 | En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon, uw zonden zijn u vergeven. |
Markus 2:10 | Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft, om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte): |
Markus 2:12 | En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien! |
Markus 2:14 | En voorbijgaande zag Hij Levi, [den zoon] van Alfeus, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. |
Markus 2:16 | En de Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren, zeiden tot Zijn discipelen: Wat [is] [het], dat Hij met de tollenaren en zondaren eet en drinkt? |
Markus 2:24 | En de Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag, wat niet geoorloofd is? |
Markus 3:34 | En rondom overzien hebbende, die om Hem zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. |
Markus 4:12 | Opdat zij ziende zien, en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij zich niet te eniger tijd, bekeren en hun de zonden vergeven worden. |
Markus 4:13 | En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet? En hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan? |
Markus 4:27 | En [voorts] sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot en lang werd, dat hij zelf niet wist, hoe. |
Markus 5:6 | Als hij nu Jezus van verre zag, liep hij [toe], en aanbad Hem. |