1 Corinthiers 1:15 | Opdat niet iemand zegge, dat ik in mijn naam gedoopt heb. |
1 Corinthiers 7:40 | Maar zij is gelukkiger, indien zij alzo blijft, naar mijn gevoelen. En ik meen ook den Geest Gods te hebben. |
1 Corinthiers 9:2 | Zo ik anderen geen apostel ben, nochtans ben ik het ulieden; want het zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden in den Heere. |
1 Corinthiers 9:3 | Mijn verantwoording aan degenen, die onderzoek over mij doen, is deze. |
1 Corinthiers 11:24 | En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. |
1 Corinthiers 11:25 | Desgelijks [nam] Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij [dien] zult drinken, tot Mijn gedachtenis. |
1 Corinthiers 16:18 | Want zij hebben mijn geest verkwikt, en [ook] den uwen. Erkent dan de zodanigen. |
1 Corinthiers 16:21 | De groetenis met mijn hand van Paulus. |
2 Corinthiers 1:23 | Doch ik aanroepe God tot een Getuige over mijn ziel, dat ik, om u te sparen, nog te Korinthe niet ben gekomen. |
2 Corinthiers 2:3 | En ditzelfde heb ik u geschreven, opdat ik, [daar] komende, niet zou droefheid hebben van degenen, van welke ik moest verblijd worden; vertrouwende van u allen, dat mijn blijdschap uw aller [blijdschap] is. |
2 Corinthiers 8:23 | Hetzij [dan] Titus, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; hetzij onze broeders, zij zijn afgezanten der Gemeenten, [en] een eer van Christus. |
Galaten 1:13 | Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte; |
Galaten 6:11 | Ziet, hoe groten brief ik u geschreven heb met mijn hand. |
Filippenzen 1:26 | Opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid wederom bij u. |
Filippenzen 3:9 | En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, [namelijk] de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof; |
Colossenzen 4:18 | De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijn banden. De genade zij met u. Amen. |
2 Thessalonicensen 3:17 | De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iederen zendbrief; alzo schrijf ik. |
2 Timotheus 4:6 | Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. |
Filemon 1:12 | Doch gij, neem hem, dat is mijn ingewanden, [weder] aan; |
Filemon 1:19 | Ik, Paulus, heb het geschreven met deze mijn hand, ik zal het betalen; opdat ik u niet zegge, dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt. |