Mattheus 27:60 | En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen [tegen] de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg. |
Mattheus 28:2 | En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven. |
Mattheus 28:8 | En haastelijk uitgaande van het graf, met vreze en grote blijdschap, liepen zij heen, om [hetzelve] Zijn discipelen te boodschappen. |
Markus 1:26 | En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem. |
Markus 4:32 | En wanneer het gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste van al de moeskruiden, en maakt grote takken, alzo dat de vogelen des hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen. |
Markus 4:37 | En er werd een grote storm van wind, en de baren sloegen over in het schip, alzo dat het nu vol werd. |
Markus 4:39 | En Hij opgewekt zijnde, bestrafte den wind, en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil. En de wind ging liggen, en er werd grote stilte. |
Markus 4:41 | En zij vreesden met grote vreze, en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? |
Markus 5:7 | En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U [te doen], Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt! |
Markus 5:11 | En aldaar aan de bergen was een grote kudde zwijnen, weidende. |
Markus 5:42 | En terstond stond het dochtertje op, en wandelde; want het was twaalf jaren [oud]; en zij ontzetten zich met grote ontzetting. |
Markus 10:42 | Maar Jezus, hen tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: Gij weet, dat degenen, die geacht worden oversten te zijn der volken, heerschappij voeren over hen, en hun groten gebruiken macht over hen. |
Markus 10:43 | Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u groot zal willen worden, die zal uw dienaar zijn. |
Markus 13:2 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal niet [een] steen op den [anderen] steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. |
Markus 14:15 | En hij zal u wijzen een grote opperzaal, toegerust [en] gereed; bereidt het ons aldaar. |
Markus 15:34 | En ter negender ure, riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELOi, ELOi, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten? |
Markus 15:37 | En Jezus, een grote stem van [Zich] gegeven hebbende, gaf den geest. |
Markus 16:4 | (En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot. |
Lukas 1:15 | Want hij zal groot zijn voor den Heere; noch wijn, noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan. |
Lukas 1:32 | Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. |