Handelingen 23:9 | En er geschiedde een groot geroep; en de Schriftgeleerden van de zijde der Farizeen stonden op, en streden, zeggende: Wij vinden geen kwaad in dezen mens; en indien een geest tot hem gesproken heeft, of een engel, laat ons tegen God niet strijden. |
Handelingen 26:22 | Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude: |
Handelingen 26:24 | En als hij deze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festus met grote stem: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij! |
Romeinen 9:2 | Dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is. |
1 Corinthiers 9:11 | Indien wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote [zaak], zo wij het uwe, dat lichamelijk is, maaien? |
1 Corinthiers 16:9 | Want mij is een grote en krachtige deur geopend, en er zijn vele tegenstanders. |
2 Corinthiers 11:15 | Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen, als [waren zij] dienaars der gerechtigheid; van welke het einde zal zijn naar hun werken. |
Efeziers 5:32 | Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg [dit, ziende] op Christus en op de Gemeente. |
1 Timotheus 3:16 | En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid. |
1 Timotheus 6:6 | Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. |
2 Timotheus 2:20 | Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden [vaten]; en sommige ter ere, maar sommige ter onere. |
Titus 2:13 | Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus; |
Hebreeen 4:14 | Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. |
Hebreeen 6:13 | Want als God aan Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder was, had te zweren, zo zwoer Hij bij Zichzelven, |
Hebreeen 6:16 | Want de mensen zweren wel bij den meerdere [dan zij zijn], en de eed tot bevestiging is denzelven een einde van alle tegenspreken; |
Hebreeen 8:11 | En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen. |
Hebreeen 9:11 | Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, |
Hebreeen 10:21 | En [dewijl wij hebben] een groten Priester over het huis Gods; |
Hebreeen 10:35 | Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft. |
Hebreeen 11:24 | Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; |