Mattheus 24:18 | En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen. |
Mattheus 24:20 | Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat. |
Mattheus 24:21 | Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. |
Mattheus 24:22 | En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. |
Mattheus 24:23 | Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. |
Mattheus 24:26 | Zo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, [hij is] in de binnenkameren; gelooft het niet. |
Mattheus 24:34 | Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. |
Mattheus 24:35 | De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. |
Mattheus 24:36 | Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. |
Mattheus 25:29 | Want een iegelijk, die heeft, [dien] zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. |
Mattheus 26:5 | Doch zij zeiden: Niet in het feest, opdat er geen oproer worde onder het volk. |
Mattheus 26:29 | En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. |
Mattheus 26:35 | Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! Desgelijks zeiden ook al de discipelen. |
Mattheus 26:41 | Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. |
Mattheus 26:42 | Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! |
Mattheus 28:5 | Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. |
Mattheus 28:10 | Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien. |
Markus 2:4 | En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare, ontdekten zij het dak, waar Hij was; en [dat] opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag. |
Markus 2:7 | Wat spreekt Deze aldus [gods]lasteringen? Wie kan de zonden vergeven, dan alleen God? |
Markus 2:19 | En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen vasten, terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. |