G3599 ὀδούς
tand, tanden, ploegschaar, rotspiek
Mattheus 5:38 | Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand. |
Mattheus 8:12 | En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. |
Mattheus 13:42 | En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Mattheus 13:50 | En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden. |
Mattheus 22:13 | Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt [hem] uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. |
Mattheus 24:51 | En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Mattheus 25:30 | En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Markus 9:18 | En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund. |
Lukas 13:28 | Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en Izak, en Jakob, en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen. |
Handelingen 7:54 | Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten, en zij knersten de tanden tegen hem. |
Openbaring 9:8 | En zij hadden haar als haar der vrouwen, en hun tanden waren als [tanden] der leeuwen. |