Lukas 9:53 | En zij ontvingen Hem niet, omdat Zijn aangezicht was [als] reizende naar Jeruzalem. |
Lukas 10:1 | En na dezen stelde de Heere nog andere zeventig, en zond hen heen voor Zijn aangezicht, twee en twee, in iedere stad en plaats, daar Hij komen zou. |
Lukas 12:56 | Gij geveinsden, het aanschijn der aarde en des hemels weet gij te beproeven; en hoe beproeft gij dezen tijd niet? |
Lukas 17:16 | En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan; |
Lukas 20:21 | En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. |
Lukas 21:35 | Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn. |
Lukas 22:64 | En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en vraagden Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft? |
Lukas 24:5 | En als zij zeer bevreesd werden, en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de doden? |
Handelingen 2:28 | Gij hebt mij de wegen des levens bekend gemaakt; Gij zult mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht. |
Handelingen 3:13 | De God Abrahams, en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend, voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men [Hem] zoude loslaten. |
Handelingen 3:19 | Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren, |
Handelingen 5:41 | Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden. |
Handelingen 6:15 | En allen, die in den raad zaten, de ogen op hem houdende, zagen zijn aangezicht als het aangezicht eens engels. |
Handelingen 7:45 | Welken ook onze vaders ontvangen hebbende, met Jozua gebracht hebben in het [land], dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft van het aangezicht onzer vaderen, tot de dagen van David toe; |
Handelingen 13:24 | Als Johannes eerst al den volke Israels voor Zijn aankomst, gepredikt had den doop der bekering. |
Handelingen 17:26 | En heeft uit een bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning. |
Handelingen 20:25 | En nu ziet, ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet meer zien zult. |
Handelingen 20:38 | Zeer bedroefd zijnde, allermeest over het woord, dat hij gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden; en zij geleidden hem naar het schip. |
Handelingen 25:16 | Aan dewelke ik antwoordde, dat de Romeinen de gewoonte niet hebben, enigen mens uit gunst ter dood over te geven, eer de beschuldigde de beschuldigers tegenwoordig heeft, en plaats van verantwoording gekregen heeft over de beschuldiging. |
1 Corinthiers 13:12 | Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan [zullen wij zien] aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. |