G4383 πρόσωπον
gezicht, gelaat

Bijbelteksten

1 Corinthiers 14:25En alzo worden de verborgene dingen zijns harten openbaar; en alzo, vallende op [zijn] aangezicht, zal hij God aanbidden, en verkondigen, dat God waarlijk onder u is.
2 Corinthiers 1:11Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht [ook] voor ons dankzegging door velen gedaan worde.
2 Corinthiers 2:10Dien gij nu iets vergeeft, [dien vergeef] ik ook; want zo ik ook iets vergeven heb, dien ik vergeven heb, [heb ik het vergeven] om uwentwil, voor het aangezicht van Christus, opdat de satan over ons geen voordeel krijge;
2 Corinthiers 3:7En indien de bediening des doods in letteren [bestaande, en] in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden,
2 Corinthiers 3:13En [doen niet] gelijkerwijs Mozes, [die] een deksel op zijn aangezicht legde, opdat de kinderen Israels niet zouden sterk zien op het einde van hetgeen te niet gedaan wordt.
2 Corinthiers 3:18En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren [als] in een spiegel aanschouwende, worden [naar] hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.
2 Corinthiers 4:6Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om [te geven] verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.
2 Corinthiers 5:12Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij [stof] zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet [in] het hart.
2 Corinthiers 8:24Bewijst dan aan hen de bewijzing uwer liefde, en van onzen roem van u, ook voor het aangezicht der Gemeenten.
2 Corinthiers 10:1Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar afwezend stout ben tegen u;
2 Corinthiers 10:7Ziet gij aan wat voor ogen is? Indien iemand bij zichzelven betrouwt, dat hij van Christus is, die denke dit wederom uit zichzelven, dat gelijkerwijs hij van Christus is, alzo ook wij van Christus zijn.
2 Corinthiers 11:20Want gij verdraagt het, zo u iemand dienstbaar maakt, zo [u] iemand opeet, zo iemand [van u] neemt, zo zich iemand verheft, zo u iemand in het aangezicht slaat.
Galaten 1:22En ik was van aangezicht onbekend aan de Gemeenten in Judea, die in Christus zijn.
Galaten 2:6En van degenen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet; God neemt den persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, hebben mij niets toegebracht.
Galaten 2:11En toen Petrus te Antiochie gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was.
Colossenzen 2:1Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u heb, en [voor] degenen, die te Laodicea zijn, en zo velen als er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien;
1 Thessalonicensen 2:17Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart, hebben ons te overvloediger benaarstigd, om uw aangezicht te zien, met grote begeerte.
1 Thessalonicensen 3:10Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende, om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt.
2 Thessalonicensen 1:9Dewelken zullen [tot] straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte,
Hebreeen 9:24Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons;

Mede mogelijk dankzij