1 Corinthiers 15:51 | Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; |
2 Corinthiers 1:2 | Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |
2 Corinthiers 1:13 | Want wij schrijven u geen andere dingen, dan die gij kent, of ook erkent; en ik hoop, dat gij ze ook tot het einde toe erkennen zult; |
2 Corinthiers 1:19 | Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder u door ons is gepredikt, [namelijk] door mij, en Silvanus, en Timotheus, was niet ja en neen, maar is geweest ja in Hem. |
2 Corinthiers 1:21 | Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft, is God; |
2 Corinthiers 2:3 | En ditzelfde heb ik u geschreven, opdat ik, [daar] komende, niet zou droefheid hebben van degenen, van welke ik moest verblijd worden; vertrouwende van u allen, dat mijn blijdschap uw aller [blijdschap] is. |
2 Corinthiers 2:4 | Want ik heb ulieden uit vele verdrukking en benauwdheid des harten, met vele tranen geschreven, niet opdat gij zoudt bedroefd worden, maar opdat gij de liefde zoudt verstaan, die ik overvloediglijk tot u heb. |
2 Corinthiers 4:12 | Zo dan, de dood werkt wel in ons, maar het leven in ulieden. |
2 Corinthiers 4:14 | Wetende, dat Hij, Die den Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken, en met ulieden daar zal stellen. |
2 Corinthiers 5:12 | Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij [stof] zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet [in] het hart. |
2 Corinthiers 5:13 | Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden. |
2 Corinthiers 6:18 | En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige. |
2 Corinthiers 7:7 | En niet alleen door zijn komst, maar ook door de vertroosting, met welke hij over u vertroost is geweest, als hij ons verhaalde uw verlangen, uw kermen, uw ijver voor mij; alzo dat ik te meer verblijd ben geweest. |
2 Corinthiers 7:11 | Want ziet, ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak. |
2 Corinthiers 7:12 | Hoewel ik dan aan u geschreven heb, [dat] is niet om diens wil, die onrecht gedaan had, noch om diens wil, dien onrecht gedaan was; maar opdat onze vlijtigheid voor u bij u openbaar zou worden, in de tegenwoordigheid Gods. |
2 Corinthiers 7:14 | Want indien ik iets bij hem over u geroemd heb, zo ben ik niet beschaamd geworden; maar gelijk wij alles met waarheid tot u gesproken hebben, alzo is ook onze roem, dien [ik] bij Titus [geroemd heb], waarheid geworden. |
2 Corinthiers 7:16 | Ik verblijde mij dan, dat ik in alles van u vertrouwen mag hebben. |
2 Corinthiers 8:1 | Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de Gemeenten van Macedonie gegeven is. |
2 Corinthiers 8:10 | En ik zeg in dezen [mijn] mening; want dit is u oorbaar, als die niet alleen het doen, maar ook het willen van over een jaar te voren hebt begonnen. |
2 Corinthiers 8:13 | Want [dit zeg ik] niet, opdat anderen zouden verlichting hebben, en gij verdrukking; |