G5627

Bijbelteksten

Mattheus 22:5Maar zij, [zulks] niet achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn koopmanschap.
Mattheus 22:10En dezelve dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden allen, die zij vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld met aanzittende [gasten].
Mattheus 22:11En als de koning ingegaan was, om de aanzittende [gasten] te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed [zijnde] met een bruiloftskleed;
Mattheus 22:12En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed [aan] hebbende? En hij verstomde.
Mattheus 22:13Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt [hem] uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden.
Mattheus 22:15Toen gingen de Farizeen heen, en hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken zouden in [Zijn] rede.
Mattheus 22:18Maar Jezus, bekennende hun boosheid, zeide:
Mattheus 22:22En zij, dit horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan.
Mattheus 22:24Zeggende: Meester! Mozes heeft gezegd: Indien iemand sterft, geen kinderen hebbende, zo zal zijn broeder deszelfs vrouw trouwen, en zijn broeder zaad verwekken.
Mattheus 22:27Ten laatste na allen, is ook de vrouw gestorven.
Mattheus 22:28In de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven? want zij hebben ze allen gehad.
Mattheus 22:29Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods.
Mattheus 22:31En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen, hetgeen van God tot ulieden gesproken is, Die daar zegt:
Mattheus 22:44De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter[hand], totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.
Mattheus 24:2En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik: Hier zal niet [een] steen op den [anderen] steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
Mattheus 24:4En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide.
Mattheus 24:38Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de ark ging;
Mattheus 24:39En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen.
Mattheus 25:1Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen namen, en gingen uit, den bruidegom tegemoet.
Mattheus 25:3Die dwaas [waren], haar lampen nemende, namen geen olie met zich.

Mede mogelijk dankzij