Mattheus 17:13 | Toen verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes de Doper gesproken had. |
Mattheus 17:14 | En als zij bij de schare gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor Hem op de knieen, en zeggende: |
Mattheus 17:17 | En Jezus, antwoordende, zeide: O ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog met ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem Mij hier. |
Mattheus 17:18 | En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen van die ure af. |
Mattheus 17:19 | Toen kwamen de discipelen tot Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? |
Mattheus 17:20 | En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts! en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn. |
Mattheus 17:22 | En als zij in Galilea verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen; |
Mattheus 17:24 | En als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? |
Mattheus 17:25 | Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? |
Mattheus 18:3 | En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. |
Mattheus 18:11 | Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken, dat verloren was. |
Mattheus 18:21 | Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven? Tot zevenmaal? |
Mattheus 18:28 | Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep [hem] bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt. |
Mattheus 18:30 | Doch hij wilde niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben. |
Mattheus 19:1 | En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geeindigd had, dat Hij vertrok van Galilea, en kwam over de Jordaan, in de landpalen van Judea. |
Mattheus 19:4 | Doch Hij, antwoordende, zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne [den mens] gemaakt heeft, dat Hij ze gemaakt heeft man en vrouw? |
Mattheus 19:5 | En gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn; |
Mattheus 19:11 | Doch Hij zeide tot hen: Allen vatten dit woord niet, maar dien het gegeven is. |
Mattheus 19:14 | Maar Jezus zeide: Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen. |
Mattheus 19:16 | En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? |