H669 אֶפְרַיִם
Efraim

Bijbelteksten

Jeremia 31:9Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israel tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene.
Jeremia 31:18Ik heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, [zeggende]: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de HEERE, mijn God!
Jeremia 31:20Is [niet] Efraim Mij een dierbare zoon, is hij [Mij niet] een troetelkind? Want sinds Ik tegen hem gesproken heb, denk Ik nog ernstelijk aan hem; daarom rommelt Mijn ingewand over hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk ontfermen, spreekt de HEERE.
Jeremia 50:19En Ik zal Israel weder tot zijn woning brengen, en hij zal weiden [op] den Karmel en [op] den Basan; en zijn ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd worden.
Ezechiel 37:16Gij nu, mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israels, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf daarop: Voor Jozef, het hout van Efraim, en van het ganse huis Israels, zijn metgezellen.
Ezechiel 37:19Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraims hand geweest is, en van de stammen Israels, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig hout; en zij zullen een worden in Mijn hand.
Ezechiel 48:5En aan de landpale van Manasse, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Efraim een.
Ezechiel 48:6En aan de landpale van Efraim, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Ruben een.
Hosea 4:17Efraim is vergezeld met de afgoden; laat hem varen.
Hosea 5:3Ik ken Efraim, en Israël is voor Mij niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert, [en] Israël verontreinigd is.
Hosea 5:5Dies zal Israel hovaardij in zijn aangezicht getuigen; en Israel en Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen.
Hosea 5:9Efraim zal tot verwoesting worden, ten dage der straf; onder de stammen Israëls heb Ik bekend gemaakt, dat gewis is.
Hosea 5:11Efraim is verdrukt, hij is verpletterd met recht; want hij heeft [zo] gewild; hij heeft gewandeld naar het gebod.
Hosea 5:12Daarom zal Ik Efraim zijn als een mot, en den huize van Juda als een verrotting.
Hosea 5:13Als Efraim zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, zo toog Efraim tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar die zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel van ulieden niet helen.
Hosea 5:14Want Ik zal Efraim zijn als een felle leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw; Ik, Ik zal verscheuren en henengaan; Ik zal wegvoeren, en er zal geen redder zijn.
Hosea 6:4Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.
Hosea 6:10Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels; aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd.
Hosea 7:1Terwijl Ik Israël genees, zo wordt Efraims ongerechtigheid ontdekt, mitsgaders de boosheden van Samaria; want zij werken valsheid; en de dief gaat er in, de bende der straatschenders stroopt daar buiten.
Hosea 7:8Efraim, die verwart zich met de volken; Efraim is een koek, die niet is omgekeerd;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech