H1058 בָּכָה
bewenen, huilen, jammeren, weende zeer, zeer wenen, wenen, schreien, ganselijk wenen

Bijbelteksten

2 Koningen 20:3Och, HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer.
2 Koningen 22:19Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt, als gij hoordet, wat Ik gesproken heb tegen deze plaats en derzelver inwoners, dat zij tot een verwoesting en vloek zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt; zo heb Ik [u] ook verhoord, spreekt de HEERE.
2 Kronieken 34:27Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht Gods vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd, en geweend voor Mijn aangezicht, zo heb Ik [u] ook verhoord, spreekt de HEERE.
Ezra 3:12Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich [en] met vreugde.
Ezra 10:1Als Ezra alzo bad, en als hij [deze] belijdenis deed, wenende en zich voor Gods huis nederwerpende, verzamelde zich tot hem uit Israel een zeer grote gemeente van mannen, en vrouwen, en kinderen; want het volk weende met groot geween.
Nehemia 1:4En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en bedreef rouw, [enige] dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels.
Nehemia 8:10En Nehemia (dezelve is Hattirsatha) en Ezra, de priester, de schriftgeleerde, en de Levieten, die het volk onderwezen, zeiden tot al het volk: Deze dag is den HEERE, uw God, heilig; bedrijft [dan] geen rouw, en weent niet; want al het volk weende, als zij de woorden der wet hoorden.
Esther 8:3En Esther sprak verder voor het aangezicht des konings, en zij viel voor zijn voeten, en zij weende, en zij smeekte hem, dat hij de boosheid van Haman, den Agagiet, en zijn gedachte, die hij tegen de Joden gedacht had, zou wegnemen.
Job 2:12En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel.
Job 27:15Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen.
Job 30:25Weende ik niet over hem, die harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over den nooddruftige?
Job 30:31Hierom is mijn harp tot een rouwklage geworden, en mijn orgel tot een stem der wenenden.
Job 31:38Zo mijn land tegen mij roept, en zijn voren te zamen wenen;
Psalm 69:11En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.
Psalm 78:64Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet.
Psalm 126:6Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; [maar] voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.
Psalm 137:1Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion.
Prediker 3:4Een tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd om op te springen;
Jesaja 16:9Daarom beween ik, in de wening over Jaezer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen;
Jesaja 30:19Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen; gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs