H2388 חָזַק
herstellen, versterken, sterk zijn/worden, verbeteren, sterk, bezig zijn (met herstellingswerk), ste

Bijbelteksten

Nehemia 5:16Daartoe heb ik ook aan het werk dezes muurs verbeterd, en wij hebben geen land gekocht; en al mijn jongens zijn aldaar verzameld geweest tot het werk.
Nehemia 6:9Want zij allen zochten ons vreesachtig te maken, zeggende: Hun handen zullen van het werk aflaten, dat het niet zal gedaan worden; nu dan, sterk mijn handen!
Nehemia 10:29Die hielden zich aan hun broederen, hun voortreffelijken, en kwamen in den vloek en in den eed, dat zij zouden wandelen in de wet Gods, die gegeven is door de hand van den knecht Gods, Mozes; en dat zij zouden houden, en dat zij zouden doen al de geboden des HEEREN, onzes Heeren, en Zijn rechten en Zijn inzettingen;
Job 2:3En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.
Job 2:9Toen zeide zijn huisvrouw tot hem: Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid? Zegen God, en sterf.
Job 4:3Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt;
Job 8:15Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven.
Job 8:20Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand;
Job 18:9De strik zal [hem] bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.
Job 27:6Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal [die] niet versmaden van mijn dagen.
Psalm 27:14Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.
Psalm 31:25Zijt sterk, en Hij zal ulieder hart versterken, allen gij, die op den HEERE hoopt!
Psalm 35:2Grijp het schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp.
Psalm 64:6Zij sterken zichzelven [in] een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien?
Psalm 147:13Want Hij maakt de grendelen uwer poorten sterk; Hij zegent uw kinderen binnen in u.
Spreuken 3:18Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.
Spreuken 4:13Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
Spreuken 7:13En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:
Spreuken 26:17De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, [die] hem niet aangaat, is [gelijk] die een hond bij de oren grijpt.
Jesaja 4:1En te dien dage zullen zeven vrouwen een man aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, laat ons alleenlijk naar uw naam genoemd worden, neem onze smaadheid weg.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen