H5046 נָגַד
vertellen, berichten, meededelen

Bijbelteksten

2 Samuel 3:23Als nu Joab en het ganse heir, dat met hem was, aankwamen, zo gaven zij Joab te kennen, zeggende: Abner, de zoon van Ner, is gekomen tot den koning, en hij heeft hem laten gaan, en hij is gegaan in vrede.
2 Samuel 4:10Dewijl ik hem, die mij boodschapte, zeggende: Zie, Saul is dood; daar hij in zijn ogen was als een, die goede boodschap bracht, nochtans gegrepen en te Ziklag gedood heb, hoewel hij [meende], dat ik hem bodenloon zou geven;
2 Samuel 6:12Toen boodschapte men den koning David, zeggende: De HEERE heeft het huis van Obed-edom, en al wat hij heeft, gezegend om der ark Gods wil; zo ging David heen en haalde de ark Gods uit het huis van Obed-edom opwaarts in de stad Davids, met vreugde.
2 Samuel 7:11En van dien dag af, dat Ik geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven van al uw vijanden. Ook geeft u de HEERE te kennen, dat de HEERE u een huis maken zal.
2 Samuel 10:5Als zij dit David lieten weten, zo zond hij hun tegemoet; want deze mannen waren zeer beschaamd. En de koning zeide: Blijft te Jericho, totdat uw baard weder gewassen zal zijn, komt dan weder.
2 Samuel 10:17Als dat David werd aangezegd, verzamelde hij gans Israel, en toog over de Jordaan, en kwam te Helam, en de Syriers stelden [de slagorde] tegen David aan, en streden met hem.
2 Samuel 11:5En die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen, en liet David weten, en zeide: Ik ben zwanger geworden.
2 Samuel 11:10En zij gaven het David te kennen, zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn huis. Toen zeide David tot Uria: Komt gij niet van de reis? Waarom zijt gij niet afgegaan in uw huis?
2 Samuel 11:18Toen zond Joab heen, en liet David den gansen handel van dezen strijd weten.
2 Samuel 11:22En de bode ging heen, en kwam in, en gaf David te kennen alles, waar hem Joab om uitgezonden had.
2 Samuel 12:18En het geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf; en Davids knechten vreesden hem aan te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet, als het kind nog levend was, spraken wij tot hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen.
2 Samuel 13:4Die zeide tot hem: Waarom zijt gij van morgen tot morgen zo mager, gij koningszoon, zult gij het mij niet te kennen geven? Toen zeide Amnon tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder Absalom, lief.
2 Samuel 14:33Toen ging Joab in tot den koning, en zeide het hem aan. Toen riep hij Absalom, en hij kwam tot den koning in, en boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, voor des konings aangezicht; en de koning kuste Absalom.
2 Samuel 15:13Toen kwam er een boodschapper tot David, zeggende: Het hart van een iegelijk in Israël [volgt] Absalom na.
2 Samuel 15:28Zie, ik zal vertoeven in de vlakke velden der woestijn, totdat er een woord van ulieden kome, dat men mij aanzegge.
2 Samuel 15:31Toen gaf men David te kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad tot zotheid.
2 Samuel 15:35En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, dat gij alle ding, dat gij uit des konings huis zult horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen geven.
2 Samuel 17:16Nu dan, zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem is.
2 Samuel 17:17Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen.
2 Samuel 17:18Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken