Spreuken 23:13 | Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven. |
Spreuken 29:15 | De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat [aan zichzelf] gelaten is, beschaamt zijn moeder. |
Prediker 10:16 | Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten! |
Jesaja 3:4 | En Ik zal jongelingen stellen [tot] hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen; |
Jesaja 3:5 | En het volk zal gedrongen worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke. |
Jesaja 7:16 | Zekerlijk, eer dit Knechtje weet te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede, zal dat land, waarover gij verdrietig zijt, verlaten zijn van zijn twee koningen. |
Jesaja 8:4 | Want eer dat knechtje zal kunnen roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom van Damaskus, en den buit van Samaria dragen voor het aangezicht van den koning van Assur. |
Jesaja 10:19 | En de overgebleven bomen zijns wouds zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou ze opschrijven. |
Jesaja 11:6 | En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. |
Jesaja 13:18 | Maar [hun] bogen zullen de jongelingen verpletteren, en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht des buiks; hun oog zal de kinderen niet verschonen. |
Jesaja 20:4 | Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren [tot] schaamte. |
Jesaja 37:6 | En Jesaja zeide tot hen: Zo zult gijlieden tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars des konings van Assyrie gelasterd hebben. |
Jesaja 40:30 | De jongen zullen moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen; |
Jesaja 65:20 | Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van [weinig] dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. |
Jeremia 1:6 | Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong. |
Jeremia 1:7 | Maar de HEERE zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong; want overal, waarhenen Ik u zenden zal, zult gij gaan, en alles, wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken. |
Jeremia 51:22 | En door u zal Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken slaan den oude en den jonge; en door u zal Ik in stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. |
Klaagliederen 2:21 | [Schin.] De jongen en de ouden liggen op de aarde [op] de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht [en] niet verschoond. |
Klaagliederen 5:13 | Zij hebben de jongelingen weggenomen, [om] te malen, en de jongens struikelen onder het hout. |
Hosea 11:1 | Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen. |