H5288 נַעַר
bediende, jongen, kind

Bijbelteksten

Spreuken 23:13Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.
Spreuken 29:15De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat [aan zichzelf] gelaten is, beschaamt zijn moeder.
Prediker 10:16Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten!
Jesaja 3:4En Ik zal jongelingen stellen [tot] hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen;
Jesaja 3:5En het volk zal gedrongen worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke.
Jesaja 7:16Zekerlijk, eer dit Knechtje weet te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede, zal dat land, waarover gij verdrietig zijt, verlaten zijn van zijn twee koningen.
Jesaja 8:4Want eer dat knechtje zal kunnen roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom van Damaskus, en den buit van Samaria dragen voor het aangezicht van den koning van Assur.
Jesaja 10:19En de overgebleven bomen zijns wouds zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou ze opschrijven.
Jesaja 11:6En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven.
Jesaja 13:18Maar [hun] bogen zullen de jongelingen verpletteren, en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht des buiks; hun oog zal de kinderen niet verschonen.
Jesaja 20:4Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren [tot] schaamte.
Jesaja 37:6En Jesaja zeide tot hen: Zo zult gijlieden tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars des konings van Assyrie gelasterd hebben.
Jesaja 40:30De jongen zullen moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen;
Jesaja 65:20Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van [weinig] dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden.
Jeremia 1:6Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.
Jeremia 1:7Maar de HEERE zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong; want overal, waarhenen Ik u zenden zal, zult gij gaan, en alles, wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken.
Jeremia 51:22En door u zal Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken slaan den oude en den jonge; en door u zal Ik in stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw.
Klaagliederen 2:21[Schin.] De jongen en de ouden liggen op de aarde [op] de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht [en] niet verschoond.
Klaagliederen 5:13Zij hebben de jongelingen weggenomen, [om] te malen, en de jongens struikelen onder het hout.
Hosea 11:1Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin