Job 13:20 | Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen. |
Job 13:24 | Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand? |
Job 14:13 | Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! |
Job 28:21 | Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen. |
Job 34:22 | Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten. |
Job 34:29 | Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen? |
Psalm 10:11 | Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. |
Psalm 13:2 | Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen? |
Psalm 17:8 | Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, |
Psalm 19:7 | Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte. |
Psalm 19:13 | Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene [afdwalingen]. |
Psalm 22:25 | Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep. |
Psalm 27:5 | Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen. |
Psalm 27:9 | Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils! |
Psalm 30:8 | [Want,] HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; [maar toen] Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt. |
Psalm 31:21 | Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen. |
Psalm 38:10 | HEERE! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. |
Psalm 44:25 | Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? |
Psalm 51:11 | Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden. |
Psalm 54:2 | Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? |