H5766 עֶוֶל
unrighteousness, wickedness, unjust, iniquity,
Leviticus 19:15 | Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten. |
Leviticus 19:35 | Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, met het gewicht, of met de maat. |
Deuteronomium 25:16 | Want al wie zulks doet, is den HEERE, uw God, een gruwel; [ja], al wie onrecht doet. |
Deuteronomium 32:4 | Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte. God is waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij. |
2 Samuel 3:34 | Uw handen waren niet gebonden, noch uw voeten in koperen boeien gedaan, [maar] gij zijt gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende het ganse volk nog meer over hem. |
2 Samuel 7:10 | En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst. |
1 Kronieken 17:9 | En Ik heb voor Mijn volk Israel een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer krenken, gelijk als in het eerst. |
2 Kronieken 19:7 | Nu dan, de verschrikking des HEEREN zij op ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den HEERE, onzen God, is geen onrecht, noch aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken. |
Job 5:16 | Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. |
Job 6:29 | Keert toch weder, laat er geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn gerechtigheid daarin zijn. |
Job 6:30 | Zou onrecht op mijn tong wezen? Zou mijn gehemelte niet de ellenden te verstaan geven? |
Job 11:14 | Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. |
Job 13:7 | Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken? |
Job 15:16 | Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? |
Job 22:23 | Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. |
Job 24:20 | De baarmoeder vergeet hem, het gewormte is hem zoet, zijns wordt niet meer gedacht; en het onrecht wordt gebroken als een hout. |
Job 27:4 | Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken! |
Job 34:10 | Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht! |
Job 34:32 | Behalve [wat] ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het niet meer doen. |
Job 36:23 | Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan? |