Numeri 26:14 | Dat zijn de geslachten der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd. |
Numeri 26:62 | En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen werden niet geteld onder de kinderen Israëls, omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israëls. |
Numeri 32:11 | Indien deze mannen, die uit Egypte opgetogen zijn, van twintig jaren oud en daarboven, het land zullen zien, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb! Want zij hebben niet volhard Mij na te volgen; |
Numeri 33:39 | Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor. |
Deuteronomium 31:2 | En zeide tot hen: Ik ben heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaan; daartoe heeft de HEERE tot mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan. |
Deuteronomium 34:7 | Mozes nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn oog was niet donker geworden, en zijn kracht was niet vergaan. |
Jozua 15:32 | En Lebaoth, en Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en twintig en haar dorpen. |
Jozua 19:30 | En Umma, en Afek, en Rehob; twee en twintig steden en haar dorpen. |
Richteren 4:3 | Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE; want hij had negenhonderd ijzeren wagenen, en hij had de kinderen Israels met geweld onderdrukt, twintig jaren. |
Richteren 7:3 | Nu dan, roep nu uit voor de oren des volks, zeggende: Wie blode en versaagd is, die kere weder, en spoede zich naar het gebergte van Gilead! Toen keerden uit het volk weder twee en twintig duizend, dat er tien duizend overbleven. |
Richteren 8:10 | Zebah nu en Tsalmuna waren te Karkor, en hun legers met hen, omtrent vijftien duizend, al de overgeblevenen van het ganse leger der kinderen van het oosten; en de gevallenen waren honderd en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken. |
Richteren 10:2 | En hij richtte Israel drie en twintig jaren; en hij stierf, en werd begraven te Samir. |
Richteren 10:3 | En na hem stond op Jair, de Gileadiet; en hij richtte Israel twee en twintig jaren. |
Richteren 11:33 | En hij sloeg hen van Aroer af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israels. |
Richteren 15:20 | En hij richtte Israel, in de dagen der Filistijnen, twintig jaren. |
Richteren 16:31 | Toen kwamen zijn broeders af, en het ganse huis zijns vaders, en namen hem op, en brachten [hem] opwaarts, en begroeven hem tussen Zora en tussen Esthaol, in het graf van zijn vader Manoach; hij nu had Israel gericht twintig jaren. |
Richteren 20:15 | En de kinderen van Benjamin werden te dien dage geteld uit de steden, zes en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken, behalve dat de inwoners van Gibea geteld werden, zevenhonderd uitgelezene mannen. |
Richteren 20:21 | Toen togen de kinderen van Benjamin uit van Gibea, en zij vernielden ter aarde op dien dag van Israel twee en twintig duizend man. |
Richteren 20:35 | Toen sloeg de HEERE Benjamin voor Israels aangezicht, dat de kinderen Israels op dien dag van Benjamin vernielden vijf en twintig duizend en honderd mannen; die allen trokken het zwaard uit. |
Richteren 20:46 | Alzo waren allen, die op dien dag van Benjamin vielen, vijf en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken; die allen waren strijdbare mannen. |