H7114 קָצַר
maaier, maaien

Bijbelteksten

2 Koningen 19:29En dat zij u een teken, dat men [in] dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen is; en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
Job 4:8[Maar] gelijk als ik gezien heb: die ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve.
Job 21:4Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn?
Job 24:6Op het veld maaien zij zijn voeder, en den wijnberg des goddelozen lezen zij af.
Psalm 89:46Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.
Psalm 102:24Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.
Psalm 126:5Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
Psalm 129:7Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
Spreuken 10:27De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort.
Spreuken 22:8Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen.
Prediker 11:4Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaien, en wie op de wolken ziet, die zal niet maaien.
Jesaja 17:5Want hij zal zijn, gelijk [wanneer] een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk [wanneer] iemand aren leest in het dal Refraim.
Jesaja 28:20Want het bed zal korter zijn, dan dat men zich daarop uitstrekken kunne; en het deksel zal te smal wezen, als men zich [daaronder] voegt.
Jesaja 37:30En dat zij u een teken, dat men [in] dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
Jesaja 50:2Waarom kwam Ik, en er was niemand, [waarom] riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren [tot] een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.
Jesaja 59:1Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen.
Jeremia 9:22Spreek: Zo spreekt de HEERE: Ja, een dood lichaam des mensen zal liggen, als mest op het open veld, en als een garve achter den maaier, die niemand opzamelt.
Jeremia 12:13Zij hebben tarwe gezaaid, maar doornen gemaaid; zij hebben zich gepijnigd, [maar] niet gevorderd; wordt alzo beschaamd vanwege ulieder inkomsten, vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN.
Ezechiel 42:5De bovenste kameren nu waren nauwer (omdat de galerijen hoger waren dan dezelve), dan de onderste en dan de middelste des gebouws.
Hosea 8:7Want zij hebben wind gezaaid, en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staande koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken; of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden.

Mede mogelijk dankzij