Klaagliederen 1:20 | [Resch.] Aanzie, HEERE, want mij is bange; mijn ingewand is beroerd, mijn hart heeft zich omgekeerd in het binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig geweest; van buiten heeft [mij] het zwaard van kinderen beroofd, van binnen is als de dood. |
Klaagliederen 2:16 | [Pe.] Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben [hem] gevonden, wij hebben [hem] gezien. |
Klaagliederen 2:20 | [Resch.] Zie, HEERE, aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom des Heeren gedood worden? |
Klaagliederen 3:1 | [Aleph.] Ik ben de man, [die] ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid. |
Klaagliederen 3:36 | [Lamed.] Dat men een mens verongelijkt in zijn twistzaak; zou het de Heere niet zien? |
Klaagliederen 3:50 | [Ain.] Totdat [het] de HEERE van den hemel aanschouwe, en [het] zie. |
Klaagliederen 3:59 | [Resch.] Heere! Gij hebt gezien de verkeerdheid, die men mij aangedaan heeft, oordeel mijn rechtzaak. |
Klaagliederen 3:60 | [Resch.] Gij hebt al hun wraak gezien, al hun gedachten tegen mij. |
Klaagliederen 5:1 | Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan. |
Ezechiel 1:1 | In het dertigste jaar, in de vierde [maand], op den vijfden derzelve maand, als ik in het midden der weggevoerden was bij de rivier Chebar, zo geschiedde het, [dat] de hemelen werden geopend, en ik gezichten Gods zag. |
Ezechiel 1:4 | Toen zag ik, en ziet, een stormwind kwam van het noorden af, een grote wolk, en een vuur [daarin] vervangen, en een glans was rondom die [wolk]; en uit het midden daarvan was als de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs. |
Ezechiel 1:15 | Als ik die dieren zag, ziet, zo was er een rad op de aarde bij die dieren, naar vier aangezichten van hetzelve. |
Ezechiel 1:27 | En ik zag als de verf van Hasmal, als de gedaante van vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts, zag ik als de gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom. |
Ezechiel 1:28 | Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde een stem van Een, Die sprak. |
Ezechiel 2:9 | Toen zag ik, en ziet, er was een hand tot mij uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens boeks. |
Ezechiel 3:23 | En ik maakte mij op, en ging uit in de vallei, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid, die ik gezien had bij de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. |
Ezechiel 4:15 | En Hij zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest gegeven voor mensendrek, zo zult gij uw brood daarmede bereiden. |
Ezechiel 8:2 | Toen zag ik, en ziet, een gelijkenis, als de gedaante van vuur; van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts was vuur; en van Zijn lenden en opwaarts, als de gedaante ener klaarheid, als de verf van Hasmal. |
Ezechiel 8:4 | En ziet, de heerlijkheid des Gods van Israel was aldaar, naar de gedaante, die ik in de vallei gezien had. |
Ezechiel 8:6 | En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote gruwelen, die het huis Israels hier doet, opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote gruwelen zien. |