Ezechiel 8:7 | Zo bracht Hij mij tot de deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand. |
Ezechiel 8:9 | Toen zeide Hij tot mij: Ga in, en zie de boze gruwelen, die zij hier doen. |
Ezechiel 8:10 | Zo ging ik in, en ik zag, en ziet, er was alle beeltenis van kruipende dieren en verfoeilijke beesten, en van alle drekgoden van het huis Israels, geheel rondom aan den wand gemaald. |
Ezechiel 8:12 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen in de duisternis, een ieder in zijn gebeelde binnenkameren? want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. |
Ezechiel 8:13 | En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote gruwelen zien, die zij doen. |
Ezechiel 8:15 | En Hij zeide tot mij: Hebt gij, mensenkind, [dat] gezien? Gij zult nog wederom grotere gruwelen zien dan deze. |
Ezechiel 8:17 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, [dat] gezien? Is er iets lichter geacht bij het huis van Juda, dan deze gruwelen te doen, die zij hier doen? Als zij het land met geweld vervuld hebben, zo keren zij zich, om Mij te vertoornen; want zie, zij steken de wijnranken aan hun neus. |
Ezechiel 9:9 | Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid van het huis van Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld, en de stad is vol van afwijking; want zij zeggen: De HEERE heeft het land verlaten, en de HEERE ziet niet. |
Ezechiel 10:1 | Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een saffiersteen, als de gedaante van de gelijkenis eens troons; [en] Hij verscheen op dezelve. |
Ezechiel 10:8 | Want er werd gezien aan de cherubs de gelijkenis van eens mensen hand onder hun vleugelen. |
Ezechiel 10:9 | Toen zag ik, en ziet, vier raderen waren bij de cherubs; een rad was bij elken cherub; en de gedaante der raderen was als de verf van een turkoois-steen. |
Ezechiel 10:15 | En die cherubs hieven zich omhoog; dit was hetzelfde dier, dat ik bij de rivier Chebar gezien had. |
Ezechiel 10:20 | Dit is het dier, dat ik zag onder den Gods Israels bij de rivier Chebar; en ik bemerkte, dat het cherubs waren. |
Ezechiel 10:22 | En aangaande de gelijkenis van hun aangezichten, het waren dezelfde aangezichten, die ik gezien had bij de rivier Chebar, hun gedaanten en zij zelven; zij gingen ieder recht uit voor zijn aangezicht henen. |
Ezechiel 11:1 | Toen hief mij de Geest op, en bracht mij tot de Oostpoort van het huis des HEEREN, dewelke ziet oostwaarts; en ziet, aan de deur der poort waren vijf en twintig mannen, en in het midden van hen zag ik Jaazanja, den zoon van Azzur, en Pelatja, den zoon van Benaja, vorsten des volks. |
Ezechiel 11:24 | Daarna nam mij de Geest op, en bracht mij in gezicht door den Geest Gods in Chaldea tot de gevankelijk weggevoerden; en het gezicht, dat ik gezien had, voer van mij op. |
Ezechiel 11:25 | En ik sprak tot de gevankelijk weggevoerden al de woorden des HEEREN, die Hij mij had doen zien. |
Ezechiel 12:2 | Mensenkind! gij woont in het midden van een wederspannig huis, dewelke ogen hebben om te zien, en niet zien, oren hebben om te horen, en niet horen, want zij zijn een wederspannig huis. |
Ezechiel 12:3 | Daarom gij, mensenkind, maak u gereedschap van vertrekking; en vertrek bij dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken van uw plaats tot een andere plaats voor hun ogen; misschien zullen zij het merken, hoewel zij een wederspannig huis zijn. |
Ezechiel 12:6 | Voor hun ogen zult gij het op de schouders dragen, in donker zult gij het uitbrengen; uw aangezicht zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet; want Ik heb u den huize Israels tot een wonderteken gegeven. |