Geit

Bijbelteksten

1 Koningen 20:27De kinderen Israels werden ook gemonsterd, en waren verzorgd van leeftocht, en trokken hun tegemoet; en de kinderen Israels legerden zich tegenover hen, als twee blote geitenkudden, maar de Syriers vervulden het land.
2 Kronieken 17:11En van de Filistijnen brachten zij Josafat geschenken met het opgelegde geld; ook brachten hem de Arabieren klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken.
2 Kronieken 29:21En zij brachten zeven varren, en zeven rammen, en zeven lammeren, en zeven geitenbokken ten zondoffer voor het koninkrijk, en voor het heiligdom, en voor Juda; en hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij [die] op het altaar des HEEREN zouden offeren.
2 Kronieken 29:23Daarna brachten zij de bokken bij, ten zondoffer, voor het aangezicht des konings en der gemeente, en zij legden hun handen op dezelve.
2 Kronieken 35:7En Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar al hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van runderen drie duizend; dit was van des konings have.
Ezra 6:17En zij offerden, ter inwijding van dit huis Gods, honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en twaalf geitenbokken, ten zondoffer voor gans Israel, naar het getal der stammen Israels.
Ezra 8:35[En] de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen waren, offerden den God Israels brandofferen; twaalf varren voor gans Israel, zes en negentig rammen, zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer den HEERE.
Psalm 50:9Ik zal uit uw huis geen var nemen, [noch] bokken uit uw kooien;
Psalm 50:13Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
Psalm 66:15Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.
Spreuken 27:26De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.
Hooglied 1:8Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
Hooglied 4:1Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven[ogen] tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, die [het gras] van den berg Gileads afscheren.
Hooglied 6:5Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten, die [het gras] van Gilead afscheren.
Jesaja 1:11Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen, en het smeer der vette [beesten], en heb geen lust aan het bloed der varren, noch der lammeren, noch der bokken.
Jesaja 11:6En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven.
Jesaja 14:9De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om [u] tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan.
Jesaja 34:6Het zwaard des HEEREN is vol van bloed, het is vet geworden van smeer, van het bloed der lammeren en der bokken, van het smeer der nieren van de rammen; want de HEERE heeft een slachtoffer te Bozra, en een grote slachting in het land der Edomieten.
Jeremia 50:8Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen land; en weest als de bokken voor de kudde henen.
Jeremia 51:40Ik zal hen afvoeren als lammeren om te slachten, als rammen met bokken.

StudieboekenStudieboeken