Deuteronomium 17:11 | Naar het bevel der wet, die zij u zullen leren, en naar het oordeel, dat zij u zullen zeggen, zult gij doen; gij zult niet afwijken van het woord, dat zij u zullen aanzeggen, ter rechter- of ter linkerhand. |
Deuteronomium 19:6 | Opdat de bloedwreker den doodslager niet najage, als zijn hart verhit is, en hem achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla aan het leven; zo toch geen oordeel des doods aan hem is; want hij haatte hem niet van gisteren [en] eergisteren. |
Deuteronomium 21:22 | Voorts, wanneer in iemand een zonde zal zijn, die het oordeel des doods [waardig is], dat hij gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben; |
1 Koningen 3:28 | En geheel Israel hoorde dat oordeel, dat de koning geoordeeld had, en vreesde voor het aangezicht des konings; want zij zagen, dat de wijsheid Gods in hem was, om recht te doen. |
1 Koningen 20:40 | Het geschiedde nu, als uw knecht hier en daar doende was, dat hij er niet was. Toen zeide de koning van Israel tot hem: Zo is uw oordeel; gij hebt zelf het geveld. |
2 Koningen 25:6 | Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij spraken een oordeel tegen hem. |
2 Kronieken 20:9 | Indien over ons [enig] kwaad komt, het zwaard des oordeels, of pestilentie, of honger, wij zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht staan, dewijl Uw Naam in dit huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen, en Gij zult verhoren en verlossen. |
2 Kronieken 22:8 | Zo geschiedde het, als Jehu het oordeel uitvoerde tegen het huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vond, en die doodde. |
Job 29:14 | Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed. |
Job 40:3 | Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt? |
Psalm 58:2 | Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij mensenkinderen? |
Psalm 76:9 | Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil, |
Psalm 76:10 | Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela. |
Psalm 82:1 | Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden; |
Psalm 82:8 | Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien. |
Psalm 94:15 | Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen. |
Psalm 111:7 | [Mem.] De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; [Nun.] al Zijn bevelen zijn getrouw. |
Spreuken 13:23 | Het ploegen der armen [geeft] veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel. |
Spreuken 31:9 | Open uw mond; oordeel gerechtelijk, en doe den verdrukte en nooddruftige recht. |
Prediker 8:11 | Omdat niet haastelijk het oordeel [over] de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen. |