1 Kronieken 11:24 | Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een naam onder die drie helden. |
1 Kronieken 11:25 | Ziet, hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij tot aan de drie niet. En David stelde hem over zijn trawanten. |
1 Kronieken 13:14 | Alzo bleef de ark Gods bij het huisgezin van Obed-edom, in zijn huis, drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-edom, en alles, wat hij had. |
1 Kronieken 21:10 | Ga heen, en spreek tot David, zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. |
1 Kronieken 23:8 | De kinderen van Ladan waren [dezen]: Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie. |
1 Kronieken 23:9 | De kinderen van Simei waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren de hoofden der vaderen van Ladan. |
1 Kronieken 23:23 | De kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie. |
1 Kronieken 25:5 | Deze allen waren kinderen van Heman, den ziener des konings, in de woorden Gods, om den hoorn te verheffen; want God had Heman veertien zonen gegeven, en drie dochters. |
2 Kronieken 4:4 | Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren inwaarts. |
2 Kronieken 9:21 | Want des konings schepen voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen. |
2 Kronieken 10:5 | En hij zeide tot hen: Komt over drie dagen weder tot mij. En het volk ging heen. |
2 Kronieken 11:17 | Alzo sterkten zij het koninkrijk van Juda, en bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden zij in den weg van David, en Salomo. |
2 Kronieken 13:2 | Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen Abia en tussen Jerobeam. |
2 Kronieken 31:16 | (Benevens die gesteld waren in het geslachtsregister der manspersonen, drie jaren oud en daarboven) allen, die in het huis des HEEREN gingen, tot het dagelijkse werk op elken dag, voor hun dienst, in hun wachten, naar hun verdelingen. |
2 Kronieken 36:2 | Drie en twintig jaren was Joahaz oud, als hij koning werd, en hij regeerde drie maanden te Jeruzalem. |
2 Kronieken 36:9 | Acht jaren was Jojachin oud, als hij koning werd, en regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. |
Ezra 6:4 | Met drie rijen van groten steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit des konings huis gegeven worden. |
Nehemia 2:11 | En ik kwam te Jeruzalem, en was daar drie dagen. |
Esther 4:16 | Ga, vergader al de Joden, die te Susan gevonden worden, en vast voor mij, en eet of drinkt niet, in drie dagen, nacht noch dag; ik en mijn jonge dochters zullen ook alzo vasten, en alzo zal ik tot den koning ingaan, hetwelk niet naar de wet is. Wanneer ik dan omkome, zo kom ik om. |
Job 1:2 | En hem werden zeven zonen en drie dochteren geboren. |