Abi, Abia of Abija (Hebreeuws אֲבִיָּה H29, Grieks Ἀβιά G7), meerdere personen in de Bijbel.
Vrouw van Hezron, nakomeling van Juda (1 Kron. 2:24).
Priester, zijn familie werd ten tijde van David als achtste priesterafdeling aangewezen (1 Kron. 24:10; cf. Luk. 1:5).
Een Benjaminiet, zoon van Becher (1 Kron. 7:8).
De tweede zoon van Samuël, was richter te Beersheba en omkoopbaar (1 Sam. 8:2; 1 Kron. 6:28).
Zoon van koning Jerobeam, stierf door een ziekte. Was de enige die een normale begrafenis kreeg van de zonen van Jerobeam, omdat alleen in hem, de Heere nog iets goed zag. (vs. 13) Het gehele volk zal om hem rouwen en hem een begrafenis geven. Als de koningin vervolgens terug gaat naar haar paleis, stierf Abia toen ze haar huis binnenliep. Iets verderop lezen we dat Baësa (1 Kon 15:25ev) de gehele familie van Jerobeam uitroeit.
Koning van Juda (2 Kron. 12:16), wordt elders Abiam genoemd (1 Kon. 15:1, 7-8).
Moeder van Hizkia, ook wel Abi genoemd (2 Kon. 18:2) → Abi
Stamhoofd van een priesterfamilie die met Zerubbabel optrok naar Juda (Neh. 12:4, 17; cf. 10:7)
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!