ἐκδίκησις G1557 "bestraffing",
ἔκδικος G1558 "straf eisend, onrechtvaardig",
ἐπιτιμία G2009 "straf",
κολάζω G2849 "kortwieken, snoeien, straffen, bedwingen",
κόλασις G2851 "straf, bestraffing",
τιμωρία G5098 "wraak, straf, hulp, bijstand",
ὑπέχω G5254 "verdragen, verduren, straf lijden",
בִּקֹּרֶת H1244 "geselen , een straf toepassen",
גָּעַר H1605 "(be)dreigen, schelden, (be)straffen",
גְּעָרָה H1606 "dreiging, schelding, geschreeuw",
יָכַח H3198 "tuchtigen, straffen, bestraffen, rechtspreken, berispen naarstiglijk -, berispen",
כְּלִמָּה H3639 "bestraffing, smaadheden, beschaming, smaad, afdruipen smadelijk -, schande, schaamroodheid",
תּוֹכֵחָה H8433 "tuchtiging, straf, bewijs, betoog, argument",
Zie ook: Doodstraf,
Rechter, Rechtszaak,
Strafwetgeving,
Een van de doelstellingen van het strafrecht. Men onderscheidt metafysische vergelding en empirische vergelding. De metafysische vergelding kenmerkt zich door de gedachte dat door het plegen van een delict één of andere fictieve (religieuze) orde of relatie is verstoord, die door straf kan en moet worden hersteld, los van het zieleheil van de delinquent. Empirische vergelding is het tegemoet komen aan, respectievelijk het apaiseren van onlust- en wraakgevoelens bij het slachtoffer van een delict en/of bij anderen in de samenleving. (J.v.d.Wijk, Woordenboek juridische terminologie en politiejargon).