G80 ἀδελφός
broeder in Christus, broer, medegelovige, landgenoot, medemens, partner

Bijbelteksten

1 Corinthiers 2:1En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis van God.
1 Corinthiers 3:1En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus.
1 Corinthiers 4:6En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander.
1 Corinthiers 5:11Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, [namelijk] indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten.
1 Corinthiers 6:5Ik zeg u [dit] tot schaamte. Is er [dan] alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?
1 Corinthiers 6:6Maar de [ene] broeder gaat met den [anderen] broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
1 Corinthiers 6:8Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.
1 Corinthiers 7:12Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate.
1 Corinthiers 7:15Maar indien de ongelovige scheidt, dat hij scheide. De broeder of de zuster wordt in zodanige [gevallen] niet dienstbaar gemaakt; maar God heeft ons tot vrede geroepen.
1 Corinthiers 7:24Een iegelijk, waarin hij geroepen is, broeders, die blijve in hetzelve bij God.
1 Corinthiers 7:29Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort is; opdat ook die vrouwen hebben, zouden zijn als niet hebbende;
1 Corinthiers 8:11En zal de broeder, die zwak is, door uw kennis verloren gaan, om welken Christus gestorven is?
1 Corinthiers 8:12Doch gijlieden, alzo tegen de broeders zondigende, en hun zwak geweten kwetsende, zondigt tegen Christus.
1 Corinthiers 8:13Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere.
1 Corinthiers 9:5Hebben wij niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde, [met ons] om te leiden, gelijk ook de andere apostelen, en de broeders des Heeren, en Cefas?
1 Corinthiers 10:1En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
1 Corinthiers 11:2En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik [die] u overgegeven heb.
1 Corinthiers 11:33Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander.
1 Corinthiers 12:1En van de geestelijke [gaven], broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt.
1 Corinthiers 14:6En nu, broeders, indien ik tot u kwam, en sprak [vreemde] talen, wat nuttigheid zou ik u doen, zo ik tot u niet sprak, of in openbaring, of in kennis, of in profetie of in lering?

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel