G1097 γινώσκω
leren kennen, bemerken, weten, begrijpen, inzien, kennis hebben van

Bijbelteksten

Handelingen 21:24Neem dezen tot u, en heilig u met hen, en doe de onkosten nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en alle mogen weten, dat er niets is aan hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn; maar [dat] gij [alzo] wandelt, dat gij ook zelve de wet onderhoudt.
Handelingen 21:34En onder de schare riep [de ene dit], de andere wat anders. Doch als hij de zekerheid niet kon weten vanwege de beroerte, beval hij, dat men hem in de legerplaats zou brengen.
Handelingen 21:37En als Paulus [nu] in de legerplaats zou geleid worden, zeide hij tot den overste: Is het mij geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij Grieks?
Handelingen 22:14En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u te voren verordineerd, om Zijn wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen.
Handelingen 22:30En des anderen [daags], willende de zekerheid weten, waarom hij van de Joden beschuldigd werd, maakte hij hem los van de banden, en beval, dat de overpriesters en hun gehele raad zouden komen; en Paulus afgebracht hebbende, stelde hij [hem] voor hen.
Handelingen 23:6En Paulus wetende dat het ene deel was van de Sadduceen, en het andere van de Farizeen, riep in den raad: Mannen broeders, ik ben een Farizeer, eens Farizeers zoon; ik word over de hoop en opstanding der doden geoordeeld.
Handelingen 23:28En willende de zaak weten, waarover zij hem beschuldigden, bracht ik hem af in hun raad;
Handelingen 24:11Alzo gij kunt weten, dat het niet meer dan twaalf dagen zijn, van dat ik ben opgekomen om te aanbidden te Jeruzalem;
Romeinen 1:21Omdat zij, God kennende, [Hem] als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden;
Romeinen 2:18En gij weet [Zijn] wil, en beproeft de dingen, die [daarvan] verschillen, zijnde onderwezen uit de wet;
Romeinen 3:17En den weg des vredes hebben zij niet gekend.
Romeinen 6:6Dit wetende, dat onze oude mens met [Hem] gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.
Romeinen 7:1Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Romeinen 7:7Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten [zonde te zijn], indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren.
Romeinen 7:15Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
Romeinen 10:19Maar ik zeg: Heeft Israel het niet verstaan? Mozes zegt eerst: Ik zal ulieden tot jaloersheid verwekken door [degenen, die] geen volk [zijn]; door een onverstandig volk zal ik u tot toorn verwekken.
Romeinen 11:34Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?
1 Corinthiers 1:21Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven;
1 Corinthiers 2:8Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben.
1 Corinthiers 2:14Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs