G2098 εὐαγγέλιον
berichten (goede), evangelie

Bijbelteksten

Galaten 1:11Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet is naar den mens.
Galaten 2:2En ik ging op door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan degenen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.
Galaten 2:5Denwelken wij ook niet een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven.
Galaten 2:7Maar daarentegen, als zij zagen, dat aan mij het Evangelie der voorhuid toebetrouwd was, gelijk Petrus [dat] der besnijdenis;
Galaten 2:14Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Efeziers 1:13In Welken ook gij [zijt], nadat gij het woord der waarheid, [namelijk] het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte;
Efeziers 3:6[Namelijk] dat de heidenen zijn medeerfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus, door het Evangelie;
Efeziers 6:15En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes;
Efeziers 6:19En voor mij, opdat mij het Woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid van het Evangelie bekend te maken;
Filippenzen 1:5Over uw gemeenschap aan het Evangelie, van den eersten dag af tot nu toe;
Filippenzen 1:7Gelijk het bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in [mijn] hart houde, dat gij, beide in mijn banden, en [in mijn] verantwoording en bevestiging van het Evangelie, gij allen, [zeg ik], mijner genade mede deelachtig zijt.
Filippenzen 1:12En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij [is geschied], meer tot bevordering van het Evangelie gekomen is;
Filippenzen 1:17Doch dezen uit liefde, dewijl zij weten, dat ik tot verantwoording van het Evangelie gezet ben.
Filippenzen 1:27Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in een geest, met een gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies;
Filippenzen 2:22En gij weet zijn beproeving, dat hij, als een kind [zijn] vader, met mij gediend heeft in het Evangelie.
Filippenzen 4:3En ik bid ook u, gij [mijn] oprechte metgezel, wees dezen [vrouwen] behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens, en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens.
Filippenzen 4:15En ook gij, Filippensen, weet, dat in het begin des Evangelies, toen ik van Macedonie vertrokken ben, geen Gemeente mij [iets] medegedeeld heeft tot rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen.
Colossenzen 1:5Om de hoop, die u weggelegd is in de hemelen, van welke gij te voren gehoord hebt, door het Woord der waarheid, [namelijk] des Evangelies;
Colossenzen 1:23Indien gij maar blijft in het geloof, gefondeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hope des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk gepredikt is onder al de kreature die onder den hemel is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben;
1 Thessalonicensen 1:5Want ons Evangelie is onder u niet alleen in woorden geweest, maar ook in kracht, en in den Heiligen Geest, en in vele verzekerdheid; gelijk gij weet, hoedanigen wij onder u geweest zijn om uwentwil.

Mede mogelijk dankzij