G2919 κρίνω
scheiden, schiften, onderscheiden, kiezen, goedkeuren, achten, beslissen, besluiten, richten, oordelen

Bijbelteksten

1 Corinthiers 5:3Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, als [of ik] tegenwoordig [ware], dengene, die dat alzo bedreven heeft, besloten,
1 Corinthiers 5:12Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn?
1 Corinthiers 5:13Maar die buiten zijn oordeelt God. En doet gij deze boze uit ulieden weg.
1 Corinthiers 6:1Durft iemand van ulieden, die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor de onrechtvaardigen, en niet voor de heiligen?
1 Corinthiers 6:2Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken?
1 Corinthiers 6:3Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken, die dit leven aangaan?
1 Corinthiers 6:6Maar de [ene] broeder gaat met den [anderen] broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
1 Corinthiers 7:37Doch die vast staat in [zijn] hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel.
1 Corinthiers 10:15Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
1 Corinthiers 10:29Doch ik zeg, [om] het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?
1 Corinthiers 11:13Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde?
1 Corinthiers 11:31Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.
1 Corinthiers 11:32Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
2 Corinthiers 2:1Maar ik heb dit bij mijzelven voorgenomen, dat ik niet wederom in droefheid tot u komen zou.
2 Corinthiers 5:14Want de liefde van Christus dringt ons;
Colossenzen 2:16Dat u dan niemand oordele in spijze of in drank, of in het stuk des feest[dags], of der nieuwe maan, of der sabbatten,
2 Thessalonicensen 2:12Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.
2 Timotheus 4:1Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en [in] Zijn Koninkrijk:
Titus 3:12Als ik Artemas tot u zal zenden, of Tychikus, zo benaarstig u tot mij te komen te Nikopolis; want aldaar heb ik voorgenomen te overwinteren.
Hebreeen 10:30Want wij kennen Hem, Die gezegd heeft: Mijn is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: De Heere zal Zijn volk oordelen.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen