2 Timotheus 2:5 | En indien ook iemand strijdt, die wordt niet gekroond, zo hij niet wettelijk heeft gestreden. |
2 Timotheus 2:14 | Breng deze dingen in gedachtenis, en betuig voor den Heere, dat zij geen woordenstrijd voeren, [hetwelk] tot geen ding nut is, [dan] tot verkering der toehoorders. |
2 Timotheus 4:16 | In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend. |
Titus 1:6 | Indien iemand onberispelijk is, ener vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn. |
Titus 1:7 | Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker; |
Titus 1:11 | Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil. |
Titus 1:14 | En zich niet begeven tot Joodse fabelen, en geboden der mensen, die [hen] van de waarheid afkeren. |
Titus 2:3 | De oude vrouwen insgelijks, dat zij in [haar] dracht zijn, gelijk den heiligen betaamt, dat zij geen lasteraarsters zijn, zich niet tot veel wijns begevende, [maar] leraressen zijn van het goede; |
Titus 2:5 | Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde. |
Titus 2:9 | [Vermaan] den dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat zij in alles welbehagelijk zijn, niet tegensprekende; |
Titus 2:10 | Niet onttrekkende, maar alle goede trouw bewijzende; opdat zij de leer van God, onzen Zaligmaker, in alles mogen versieren. |
Titus 3:14 | En dat ook de onzen leren, goede werken voor te staan tot nodig gebruik, opdat zij niet onvruchtbaar zijn. |
Filemon 1:14 | Maar ik heb zonder uw goedvinden niets willen doen, opdat uw goeddadigheid niet zou zijn als naar bedwang, maar naar vrijwilligheid. |
Filemon 1:19 | Ik, Paulus, heb het geschreven met deze mijn hand, ik zal het betalen; opdat ik u niet zegge, dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt. |
Hebreeen 3:8 | Zo verhardt uw harten niet, gelijk [het geschied is] in de verbittering, ten dage der verzoeking, in de woestijn; |
Hebreeen 3:13 | Maar vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde. |
Hebreeen 3:15 | Terwijl er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering [geschied is]. |
Hebreeen 3:18 | En welken heeft Hij gezworen, dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan, anders dan dengenen, die ongehoorzaam geweest waren? |
Hebreeen 4:2 | Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben. |
Hebreeen 4:7 | Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, [namelijk] heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet. |