Jakobus 2:17 | Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood. |
Jakobus 3:1 | Zijt niet vele meesters, mijn broeders, wetende, dat wij te meerder oordeel zullen ontvangen. |
Jakobus 3:12 | Kan ook, mijn broeders, een vijgeboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Alzo [kan] geen fontein zout en zoet water voortbrengen. |
Jakobus 3:14 | Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid. |
Jakobus 4:2 | Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert [naar dingen], en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt. |
Jakobus 4:11 | Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van [zijn] broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter. |
Jakobus 4:17 | Wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde. |
Jakobus 5:9 | Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur. |
Jakobus 5:12 | Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt. |
Jakobus 5:17 | Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. |
1 Petrus 1:8 | Denwelken gij niet gezien hebt, en [nochtans] liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel [Hem] niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde; |
1 Petrus 1:14 | Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren; |
1 Petrus 2:6 | Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren [en] dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. |
1 Petrus 2:16 | Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God. |
1 Petrus 3:6 | Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij geworden zijt, als gij weldoet, en niet vreest voor enige verschrikking. |
1 Petrus 3:7 | Gij mannen, insgelijks, woont bij [haar] met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook medeerfgenamen der genade des levens [met haar] zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden. |
1 Petrus 3:9 | Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beerven. |
1 Petrus 3:10 | Want wie het leven wil liefhebben, en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken; |
1 Petrus 3:14 | Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; |
1 Petrus 4:4 | Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en [u] lasteren; |