1 Thessalonicensen 4:2 | Want gij weet, wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus. |
1 Thessalonicensen 4:6 | Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in [zijn] handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebben. |
1 Thessalonicensen 4:9 | Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gijzelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. |
1 Thessalonicensen 4:11 | En dat gij u benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
1 Thessalonicensen 4:15 | Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. |
1 Thessalonicensen 5:1 | Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders, hebt gij niet van node, dat men u schrijve. |
1 Thessalonicensen 5:12 | En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen; |
2 Thessalonicensen 1:2 | Genade zij u, en vrede, van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |
2 Thessalonicensen 1:4 | Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt; |
2 Thessalonicensen 1:7 | En u, die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht; |
2 Thessalonicensen 1:12 | Opdat de Naam van onzen Heere Jezus Christus verheerlijkt worde in u, en gij in Hem, naar de genade van onzen God en den Heere Jezus Christus. |
2 Thessalonicensen 2:5 | Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb? |
2 Thessalonicensen 3:4 | En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult. |
2 Thessalonicensen 3:6 | En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft. |
2 Thessalonicensen 3:7 | Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u; |
2 Thessalonicensen 3:9 | Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden [tot] een voorbeeld, om ons na te volgen. |
2 Thessalonicensen 3:10 | Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. |
2 Thessalonicensen 3:11 | Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende. |
2 Thessalonicensen 3:16 | De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen. |
Filemon 1:3 | Genade zij ulieden en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |