G5629

Bijbelteksten

1 Corinthiers 9:4Hebben wij niet macht, om te eten en te drinken?
1 Corinthiers 9:15Maar ik heb geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven, opdat het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij beter te sterven, dan dat iemand dezen mijn roem zou ijdel maken.
1 Corinthiers 10:7En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
1 Corinthiers 10:13Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
1 Corinthiers 11:20Als gij dan bijeen samenkomt, [dat] is niet des Heeren avondmaal eten.
1 Corinthiers 11:21Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de andere is dronken.
1 Corinthiers 11:33Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander.
1 Corinthiers 12:3Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere [te zijn], dan door den Heiligen Geest.
1 Corinthiers 12:21En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
1 Corinthiers 14:35En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken.
1 Corinthiers 16:3En wanneer ik daar zal gekomen zijn, zal ik hen, die gij zult bekwaam achten door brieven, zenden, om uw gave naar Jeruzalem over te dragen.
1 Corinthiers 16:7Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de Heere zal toelaten.
2 Corinthiers 1:15En op dit betrouwen wilde ik te voren tot u komen, opdat gij een tweede genade zoudt hebben;
2 Corinthiers 1:16En door uw [stad] naar Macedonie gaan, en wederom van Macedonie tot u komen, en van ulieden naar Judea geleid worden.
2 Corinthiers 2:1Maar ik heb dit bij mijzelven voorgenomen, dat ik niet wederom in droefheid tot u komen zou.
2 Corinthiers 2:13Maar, afscheid van hen genomen hebbende, vertrok ik naar Macedonie.
2 Corinthiers 7:3Ik zeg [dit] niet tot [uw] veroordeling; want ik heb te voren gezegd, dat gij in onze harten zijt, om samen te sterven en samen te leven.
2 Corinthiers 12:14Ziet, ik ben ten derden male gereed, om tot u te komen, en zal u niet lastig zijn; want ik zoek niet het uwe, maar u; want de kinderen moeten niet schatten vergaderen voor de ouders, maar de ouders voor de kinderen.
Galaten 2:12Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij [zich] en scheidde zichzelven af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren.
Galaten 3:2Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs