G5679

Bijbelteksten

Mattheus 22:15Toen gingen de Farizeen heen, en hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken zouden in [Zijn] rede.
Mattheus 22:29Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods.
Mattheus 24:4En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide.
Mattheus 25:12En hij, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet.
Mattheus 25:16Die nu de vijf talenten ontvangen had, ging heen, en handelde daarmede, en won andere vijf talenten.
Mattheus 25:25En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe.
Mattheus 25:26Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
Mattheus 25:40En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij [dit] een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij [dat] Mij gedaan.
Mattheus 26:14Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, tot de overpriesters,
Mattheus 26:23En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.
Mattheus 26:25En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.
Mattheus 26:33Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden.
Mattheus 26:63Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God?
Mattheus 26:66Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.
Mattheus 27:3Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren [penningen] den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht,
Mattheus 27:21En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas.
Mattheus 27:25En al het volk, antwoordende, zeide: Zijn bloed [kome] over ons, en over onze kinderen!
Mattheus 27:66En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, den steen verzegeld hebbende.
Mattheus 28:5Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.
Mattheus 28:7En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel