Lukas 13:2 | En Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileers zondaars zijn geweest boven al de Galileers, omdat zij zulks geleden hebben? |
Lukas 13:8 | En hij, antwoordende, zeide tot hem: Heere, laat hem ook [nog] dit jaar, totdat ik om hem gegraven en mest gelegd zal hebben; |
Lukas 13:14 | En de overste der synagoge, kwalijk nemende, dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen, in welke men moet werken; komt dan in dezelve, en laat u genezen, en niet op den dag des sabbats. |
Lukas 13:25 | [Namelijk] nadat de Heer des huizes zal opgestaan zijn, en de deur zal gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan, en aan de deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt. |
Lukas 13:32 | En Hij zeide tot hen: Gaat heen, en zegt dien vos: Zie, Ik werp duivelen uit, en maak gezond, heden en morgen, en ten derden [dage] worde Ik voleindigd. |
Lukas 14:3 | En Jezus, antwoordende, zeide tot de wetgeleerden en Farizeen, en sprak: Is het ook geoorloofd op den sabbat gezond te maken? |
Lukas 14:5 | En Hij, hun antwoordende, zeide: Wiens ezel of os van ulieden zal in een put vallen, en die hem niet terstond zal uittrekken op den dag des sabbats? |
Lukas 14:10 | Maar wanneer gij genood zult zijn, ga heen en zet u in de laatste plaats; opdat, wanneer hij komt, die u genood heeft, hij tot u zegge: Vriend, ga hoger op. Alsdan zal het u eer zijn voor degenen, die met u aanzitten. |
Lukas 15:15 | En hij ging heen, en voegde zich bij een van de burgers deszelven lands; en die zond hem op zijn land om de zwijnen te weiden. |
Lukas 15:29 | Doch hij, antwoordende, zeide tot den vader: Zie, ik dien u [nu] zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn. |
Lukas 17:14 | En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelven den priesters. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden. |
Lukas 17:17 | En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? |
Lukas 17:37 | En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden. |
Lukas 19:40 | En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zeg ulieden, dat, zo deze zwijgen, de stenen haast roepen zullen. |
Lukas 20:3 | En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord vragen, en zegt Mij: |
Lukas 20:24 | Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des keizers. |
Lukas 20:34 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; |
Lukas 20:39 | En sommigen der Schriftgeleerden, antwoordende, zeiden: Meester! Gij hebt wel gezegd. |
Lukas 22:8 | En Hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, en bereidt ons het pascha, opdat wij het eten mogen. |
Lukas 22:51 | En Jezus, antwoordende, zeide: Laat hen tot hiertoe [geworden]; en raakte zijn oor aan, en heelde hem. |