Mattheus 28:19 | Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. |
Markus 1:41 | En Jezus, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd! |
Markus 5:18 | En als Hij in het schip ging, bad Hem degene, die bezeten was geweest, dat hij met Hem mocht zijn. |
Markus 5:33 | En de vrouw, vrezende en bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam en viel voor Hem neder, en zeide Hem al de waarheid. |
Markus 6:37 | Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en kopen voor tweehonderd penningen brood, en hun te eten geven? |
Markus 7:6 | Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u, geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij. |
Markus 8:29 | En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Gij zijt de Christus. |
Markus 9:5 | En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elias een. |
Markus 9:12 | En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles wederoprichten; en [het zal geschieden], gelijk geschreven is van den Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden. |
Markus 9:17 | En een uit de schare, antwoordende, zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stommen geest heeft. |
Markus 9:19 | En Hij antwoordden hem, en zeide: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij. |
Markus 9:22 | En menigmaal heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen, om hem te verderven; maar zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen, en help ons. |
Markus 10:3 | Maar Hij antwoordende, zeide tot hen: Wat heeft u Mozes geboden? |
Markus 10:5 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Vanwege de hardigheid uwer harten heeft hij ulieden dat gebod geschreven. |
Markus 10:20 | Doch hij, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af. |
Markus 10:24 | En de discipelen werden verbaasd over deze Zijn woorden. Maar Jezus, wederom antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is het, dat degenen, die op het goed hun betrouwen zetten, in het Koninkrijk Gods ingaan! |
Markus 10:29 | En Jezus, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg Ik ulieden: Er is niemand, die verlaten heeft huis, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijnentwil en des Evangelies [wil], |
Markus 10:51 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? En de blinde zeide tot Hem: Rabboni! dat ik ziende mag worden. |
Markus 11:14 | En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete [enige] vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. |
Markus 11:21 | En Petrus, [zulks] indachtig geworden zijnde, zeide tot Hem: Rabbi, zie, de vijgeboom, dien Gij vervloekt hebt, is verdord. |