Mattheus 21:46 | En zoekende Hem te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet. |
Mattheus 22:3 | En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. |
Mattheus 25:5 | Als nu de bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap. |
Mattheus 26:5 | Doch zij zeiden: Niet in het feest, opdat er geen oproer worde onder het volk. |
Mattheus 26:16 | En van toen af zocht hij gelegenheid, opdat hij Hem overleveren mocht. |
Mattheus 26:26 | En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. |
Mattheus 26:58 | En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het einde te zien. |
Mattheus 26:59 | En de overpriesters, en de ouderlingen, en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet. |
Mattheus 26:63 | Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God? |
Mattheus 27:15 | En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden. |
Mattheus 27:16 | En zij hadden toen een welbekende gevangene, genaamd Bar-abbas. |
Mattheus 27:23 | Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden! |
Mattheus 27:29 | En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter[hand]; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! |
Mattheus 27:30 | En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd. |
Mattheus 27:34 | Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd; en als Hij [dien] gesmaakt had, wilde Hij niet drinken. |
Mattheus 27:36 | En zij, nederzittende, bewaarden Hem aldaar. |
Mattheus 27:39 | En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, |
Mattheus 27:41 | En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeen, [Hem] bespottende, zeiden: |
Mattheus 27:44 | En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren. |
Mattheus 27:47 | En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias. |