G5707

Bijbelteksten

Markus 10:16En Hij omving ze met Zijn armen, [en] de handen op hen gelegd hebbende, zegende Hij dezelve.
Markus 10:17En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve?
Markus 10:48En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel temeer: Gij Zone Davids! ontferm U mijner.
Markus 10:52En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den weg.
Markus 11:5En sommigen van degenen, die aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het veulen ontbindt?
Markus 11:8En velen spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen meien van de bomen, en spreidden ze op den weg.
Markus 11:9En die voorgingen en die volgden riepen, zeggende: Hosanna! gezegend [is] Hij, Die komt in den Naam des Heeren!
Markus 11:14En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete [enige] vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het.
Markus 11:16En liet niet toe, dat iemand enig vat door den tempel droeg.
Markus 11:17En Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden allen volken? Maar gij hebt dat [tot] een kuil der moordenaren gemaakt.
Markus 11:18En de schriftgeleerden en de overpriesters hoorden [dat], en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet was over Zijn leer.
Markus 11:32Maar indien wij zeggen: Uit de mensen; zo vrezen wij het volk; want zij hielden allen van Johannes, dat hij waarlijk een profeet was.
Markus 12:12En zij zochten Hem te vangen, maar zij vreesden de schare; want zij verstonden, dat Hij die gelijkenis op hen sprak; en zij verlieten Hem en gingen weg.
Markus 12:34En Jezus ziende, dat hij verstandelijk geantwoord had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. En niemand durfde Hem meer vragen.
Markus 12:35En Jezus antwoordde en zeide, lerende in den tempel: Hoe zeggen de schriftgeleerden, dat de Christus een Zoon van David is?
Markus 12:37David dan zelf noemt Hem [zijn] Heere, en hoe is Hij zijn Zoon? En de menigte der schare hoorde Hem gaarne.
Markus 12:38En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor de schriftgeleerden, die daar gaarne willen wandelen in lange klederen, en gegroet zijn op de markten;
Markus 12:41En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in de schatkist; en vele rijken wierpen veel [daarin].
Markus 12:44Want zij allen hebben van hun overvloed [daarin] geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, [daarin] geworpen, haar gansen leeftocht.
Markus 13:3En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegen de tempel over, vraagden Hem Petrus, en Jakobus, en Johannes, en Andreas, alleen:

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs