Markus 10:16 | En Hij omving ze met Zijn armen, [en] de handen op hen gelegd hebbende, zegende Hij dezelve. |
Markus 10:17 | En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? |
Markus 10:48 | En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel temeer: Gij Zone Davids! ontferm U mijner. |
Markus 10:52 | En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den weg. |
Markus 11:5 | En sommigen van degenen, die aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het veulen ontbindt? |
Markus 11:8 | En velen spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen meien van de bomen, en spreidden ze op den weg. |
Markus 11:9 | En die voorgingen en die volgden riepen, zeggende: Hosanna! gezegend [is] Hij, Die komt in den Naam des Heeren! |
Markus 11:14 | En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete [enige] vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. |
Markus 11:16 | En liet niet toe, dat iemand enig vat door den tempel droeg. |
Markus 11:17 | En Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden allen volken? Maar gij hebt dat [tot] een kuil der moordenaren gemaakt. |
Markus 11:18 | En de schriftgeleerden en de overpriesters hoorden [dat], en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet was over Zijn leer. |
Markus 11:32 | Maar indien wij zeggen: Uit de mensen; zo vrezen wij het volk; want zij hielden allen van Johannes, dat hij waarlijk een profeet was. |
Markus 12:12 | En zij zochten Hem te vangen, maar zij vreesden de schare; want zij verstonden, dat Hij die gelijkenis op hen sprak; en zij verlieten Hem en gingen weg. |
Markus 12:34 | En Jezus ziende, dat hij verstandelijk geantwoord had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. En niemand durfde Hem meer vragen. |
Markus 12:35 | En Jezus antwoordde en zeide, lerende in den tempel: Hoe zeggen de schriftgeleerden, dat de Christus een Zoon van David is? |
Markus 12:37 | David dan zelf noemt Hem [zijn] Heere, en hoe is Hij zijn Zoon? En de menigte der schare hoorde Hem gaarne. |
Markus 12:38 | En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor de schriftgeleerden, die daar gaarne willen wandelen in lange klederen, en gegroet zijn op de markten; |
Markus 12:41 | En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in de schatkist; en vele rijken wierpen veel [daarin]. |
Markus 12:44 | Want zij allen hebben van hun overvloed [daarin] geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, [daarin] geworpen, haar gansen leeftocht. |
Markus 13:3 | En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegen de tempel over, vraagden Hem Petrus, en Jakobus, en Johannes, en Andreas, alleen: |