H1961 הָיָה
zijn, worden, gebeuren, geschieden, bestaan, uitvallen, vergezellen, plaatsvinden, rijzen, verschijn

Bijbelteksten

Genesis 5:14Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf.
Genesis 5:17Zo waren al de dagen van Mahalal-el achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf.
Genesis 5:20Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf.
Genesis 5:23Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren.
Genesis 5:27Zo waren al de dagen van Methusalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf.
Genesis 5:31Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zeven en zeventig jaren; en hij stierf.
Genesis 5:32En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, Cham en Jafeth.
Genesis 6:1En het geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun dochters geboren werden,
Genesis 6:3Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren.
Genesis 6:4In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.
Genesis 6:9Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God.
Genesis 6:19En gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn;
Genesis 6:21En gij, neem voor u van alle spijze, die gegeten wordt, en verzamel ze tot u, opdat zij u en hun tot spijze zij.
Genesis 7:6Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren op de aarde was.
Genesis 7:10En het geschiedde na die zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren.
Genesis 7:12En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.
Genesis 7:17En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
Genesis 8:5En de wateren waren gaande, en afnemende tot de tiende maand; in de tiende [maand], op den eersten der maand, werden de toppen der bergen gezien.
Genesis 8:6En het geschiedde, ten einde van veertig dagen, dat Noach het venster der ark, die hij gemaakt had, opendeed.
Genesis 8:13En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste [maand], op den eersten derzelver maand, dat de wateren droogden van boven de aarde; toen deed Noach het deksel der ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem was gedroogd.

Mede mogelijk dankzij