H3519 כָּבוֹד
heerlijken, heerlijk, ere, eer, heerlijkheid, ziel, Shekinah
2 Kronieken 7:1 | Als nu Salomo voleind had te bidden, zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde het brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde het huis. |
2 Kronieken 7:2 | En de priesters konden niet ingaan in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. |
2 Kronieken 7:3 | En als al de kinderen Israels dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo bukten zij met hun aangezichten ter aarde op den vloer, en aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. |
2 Kronieken 17:5 | En de HEERE bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. |
2 Kronieken 18:1 | Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed; en hij verzwagerde zich aan Achab. |
2 Kronieken 26:18 | En zij wederstonden den koning Uzzia, en zeiden tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia, den HEERE te roken, maar den priesteren, Aarons zonen, die geheiligd zijn, om te roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn van den HEERE God. |
2 Kronieken 32:27 | Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkameren voor zilver en voor goud, en voor kostelijk gesteente, en voor specerijen, en voor schilden, en voor alle begeerlijk gereedschap; |
2 Kronieken 32:33 | En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in het hoogste van de graven der zonen van David; daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats. |
Nehemia 9:5 | En de Levieten, Jesua, en Kadmiel, Bani, Hasabneja; Serebja, Hodia, Sebanja, Petahja, zeiden: Staat op, looft den HEERE, uw God, van eeuwigheid tot in eeuwigheid; en men love den Naam Uwer heerlijkheid, die verhoogd is boven allen lof en prijs! |
Esther 1:4 | Als hij vertoonde den rijkdom der heerlijkheid zijns rijks, en de kostelijkheid des sieraads zijner grootheid, vele dagen lang, honderd en tachtig dagen. |
Esther 5:11 | En Haman vertelde hun de heerlijkheid zijns rijkdoms, en de veelheid zijner zonen, en alles, waarin de koning hem groot gemaakt had, en waarin hij hem verheven had boven de vorsten en knechten des konings. |
Job 19:9 | Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen. |
Job 29:20 | Mijn heerlijkheid was nieuw bij mij, en mijn boog veranderde zich in mijn hand. |
Psalm 3:4 | Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. |
Psalm 4:3 | Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? [Hoe lang] zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken? Sela. |
Psalm 7:6 | Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela. |
Psalm 8:6 | En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? |
Psalm 16:9 | Daarom is mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker wonen. |
Psalm 19:2 | De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. |
Psalm 21:6 | Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd. |